De Lucia lekgestoten. Heden de 11e december 1786 verschenen voor ons Sijmon Coster en Jan Meijertsz.Timmerman, regerende schepenen van Hippolytushoef op het eiland Wieringen, Jan Caan en Andries Claasz., schippers van een loodsschuit. Ook Jan Bakker, Frans Metselaar, Evert Sijbr.Bakker en Jacob Caan, deelgenoten van bovengenoemde schippers, allen wonende in Den Oever op dit eiland en van een dergelijke ouderdom om naar waarheid te kunnen getuigen. Zij allen verklaarden, dat zij met een loodsschuit op maandag de 4e van deze maand december 1786 's morgens met het aanbreken van de dag met een tamelijk harde wind op avontuur van dit eiland van wal staken. Zij waren nog maar net op zee of ze zagen tussen de Middelton en^Ulpendam een galjasscheepje liggen, dat sjouwde met de vlag. Zij zeilden daar direct op af, want ze twijfelden er niet aan dat het schip in nood was. Nadat ze aan boord waren gekomen, vroegen ze aan de kapitein, waarom hij sjpuwde. De kapitein antwoordde: Omdat ik hulp nodig heb, want mijn schip is lekgestoten. En ik ben bang dat het niet lukt om het met mijn eigen volk boven water te houden". Het schip was genaamd De Lucia" en de kapitein heette Hendrik Janssen. Hij kwam van Amsterdam en was op weg naar Gotenburg in Zweden, geladen met stukgoederen. De Wieringers kwamen met de kapitein overeen dat zij hem zouden helpen en hem indien mogelijk naar de stad Medemblik zouden brengen. Dit alles werd op erewoord afgesproken. Vier man gingen aan boord van De Lucia" direct aan het pompen, anders zou deze zeker gauw gezonken zijn. De twee andere Wieringers gingen met de loodsschuit terug naar de wal om wier op te halen om daarmee de lekken te stoppen en om meteen nog een man op te halen als extra hulp. Die hadden ze hard nodig, omdat ze continu moesten pompen. Dat duurde van 's morgens negen tot 's avonds half zes. Ondertussen was het afge matte scheepsvolk van "De Lucia" enige tijd naar kooi gegaan, en wel tot half twee, om wat uit te rusten. Daarna pompten ze om de beurt een half uur. 's Middags na een uur of vier ging de wind wat liggen. Het was te gevaarlijk daar te blijven liggen, dus besloten ze als het enigszins doenlijk was onder zeil te gaan en het anker op te winden. Om haast te maken hielpen twee Wieringers met het pompen en twee met het zeil en het anker. Het lukte onder zeil te gaan en daarna bleven vier Wieringers op De Lucia" om continu te helpen pompen. De twee andere Wieringers, met een derde man, gingen met hun loodsschuit voorzeilen, omdat het water onbetont was en zij daar goed bekend waren. Zo kwamen ze niet zonder gevaar, maar toch voorspoedig 's avonds om half tien in de stad Medemblik in de haven aan. Daarna waren ze nog tot half elf bezig het schip zo goed mogelijk aan te leggen. Ondertussen stond er toen al weer vierendertig duim water in 't schip. Met hulp van het scheepsvolk hebben ze dat er weer in 1^ uur uitge- pompt. Het was tenslotte 12 uur 's nachts dat ze het weer leeg hadden. Ze gaven de kapitein het schip weer over nog net even lek als ze begonnen waren, want ondanks alle moeite was het niet gelukt het gat te dichten. (Uit Oud Rechterlijke Archieven Wieringen nr. 6656) Bewerkt door Nel Fijnheer-Rotgans

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Op de Hòògte - Wieringen | 1990 | | pagina 4