55
Op donderdag 9 mei 1940, de verloven zijn weer ingetrokken, moet ik
's avonds les geven in de school in Hippo aan de Middenstandscursus.
Wachtend op de rest staan Broer Kat en ik (hij woont later in Emmel-
oord) in de gang van de school. Het is binnen en buiten even vredig
na een prachtige dag. De oorlogsdreiging lijkt zo onwezenlijk. Maar
we voelen het wel.
's Nachts om drie uur worden we wakker vam het geronk van veel vlieg
tuigen, richting Engeland. Bij Den Helder wordt hevig geschoten.
Bewaren we onze neutraliteit? Dan schieten we immers op beide partij
en. Om vijf uur lijken de vliegtuigen richting Duitsland te gaan.
Weer hevig schieten en er lijken bommen te vallen.
Ik ga uit bed en zie langs de Betonweg de veeauto's naar Leeuwarden
gaan. Dus toch niets aan de hand? Geen uur later gaan de veeauto's
terug.
Het is duidelijk. Wij zijn in oorlog. Duitsland valt ons aan. Mensen
vermoorden wordt ook in Nederland een deugd.
Op school laat ik direct de kinderen alle spullen in de kasten pakken.
Ik spreek de hoop uit dat we elkaar nog eens levend terug zullen zien
en stuur de kinderen naar huis. Geen half uur later heeft ons leger de
school overgenomen.
We krijgen een vaandrig ingekwartierd. Al voor twaalf uur komen de eer
ste soldaten, enkele gewond, van de grensbewaking in school.
Zaterdagmiddag vliegt een klein Duits vliegtuig over. Eén van de sol
daten schiet met een geweer en het vliegtuig stort in zee. De piloot
wordt krijgsgevangen.
Op zondagmorgen 12 mei, Eerste Pinksterdag, horen we dat de officiers
vrouwen zijn weggegaan. De Duitsers staan voor de Afsluitdijk.
Kornwerderzand, vele Wieringers erbij, verdedigt zich heldhaftig. Ik
zal naar Hippo, naar meester de Jong, om te vragen of we daar kunnen
komen. Den Oever wordt vuurlinie. Maar fietsend langs de Molgerdijk
zie ik drie Messerschmidts uit het IJsselmeer opduiken en als ik in
Oosterland ben wordt het dorp door hen beschoten. Er staat een Rode
Kruis wagen. De woonketen in Breezanddijk zijn al eerder in brand
geschoten en gewonde soldaten liggen in school.
Malle Ma en ik staan stijf tegen een muur aangedrukt. Schuilen!
Als de vliegtuigrn verdwijnen, vraagt mevrouw Terpstra, de vrouw van
onze bakker, zelf onder dienst, of we daar willen komen. Het gaat
niet zo vlot, maar we komen er en laten ons huis aan het Nederlandse
leger over.
In Den Oever was in 1939 alles geregeld voor de ontvangst van mensen
uit een Betuws dorp, dat in oorlogstijd zou moeten evacueren. Wie
heeft zoiets bedacht? Wij zijn die zondagmorgen 12 mei vrijwillig Wè
--.gegaan, 's Middags moest de hele bevolking van Den Oever naar Me-
demblik. Ze zijn daar door de mensen in zeer korte tijd zeer hulp
vaardig ondergebracht.
Op de stoep van het stadhuis: "Vader, moeder en twee kinderen. Wie
kan ze hebben?" enz. Ze waren snel onder dak.
Wij slapen 's nachts in de kelder in Oosterland, misschien niet ver
standig. 's Morgens om vijf uur verschijnt een Duits vliegtuig, zo
wel op maandag als op dinsdag en schiet zo'n honderd meter achter
het huis een luchtdoelbatterij.