22.
OUDE BEROEPEN EN EEN PASSIA HYSTERICA
of tewel enig inzicht in het leven van Jan Pietersz. van Groningen en zijn
vrouw Maartje Jacobs van der Meer. door Matthisca Kooij-Modder)
Jan Pietersz. van Groningen wordt op 22 november 1750 te Oosterland gedoopt.
Hij is de zoon van Pieter Reijniersz. van Groningen schipper en Neeltje
Aris Mulder. Jan Pietersz. ondertrouwt op 28 juli 1781 te Oosterland met
Maart je Jacobs van der Meer Stuling. Maart je is een dochter van Jacob
Arnoldusz. van der Meer a Stuling en Reijnouw Reijers Dam.Ze is op 20 de
cember 1761 in Den Oever gedoopt.
Jan en Maartje krijgen maar liefst 8 kinderen:
1. Pieter gedoopt 19-5-1782 Oosterland overl. 5-11-1802 pro deo
2. Jacob gedoopt 11-7-1784 Oosterland
3. Arnoldus gedoopt 9-4-1786 Den Oever overl. 29-12-1856. In 1835
is hij sjouwer van beroep en wonende op de Quaretaineplaats".
4. Aris gedoopt 30-8-1788 Oosterland overl.26-4-1812 Maastricht.
Van beroep soldaat le klasse bij het Regiment Artillerie, dat
verklaart zijn dood in Maastricht.
5. Reijnouw gedoopt 30-9-1790 Oosterland overl.6-4-1849 Den Oever.
Zij trouwt 15-1-1815 Dirk Kippenbroek, dagloner.
6. Reijer geboren 26-9-1792 Den Oever overl.18-7-1849 Warffum.
Hij is sloeproeier bij de Douane te Zoutkamp en Noordpolder-
zijl.
7. Neeltje geboren 5-1-1795 Den Oever overl.16-6-1797.
8. Cornelis geboren 14-3-1798 Den Oever overl.3-5-1800.
Jan van Groningen overlijdt zelf op 4 juli 1800 en zijn vrouw Maartje op
5 februari 1810.
Jan Pietersz. van Groningen is van beroep öf ligterschipper of loodsman.
Dat blijkt uit een verklaring, die hij met anderen aflegt voor notaris
Nicolaas Groot te Medemblik:
Op 24 November 1783 verschijnen Jan Pietersz. Van Groningen
Volkert Reijers Slagwater)
Pieter Reijniersz. van Groningen
Cornelis Metselaar
allen ligterschippers en loodslieden onder Sijmon Elders Halfweeg) en
Evert Kaan.
Zij verklaren, dat zij met een ligter en loodschuijt met nog 15 personen
zijn afgevaren naar een schip ver buijten het vaarwater op een droogte
genaamd Oost-Ilpendam.
Dat schip sjouwende seinen met een vuur in de mast om hulp, wordt ge
voerd door Kapitein Christiaan Malsen. Het is beladen met Indische goederen
en heeft als bestemming Amsterdam. Het schip stoot zwaar tegen de grond en
heeft zijn roer reeds verloren en het scheepsvolk is niet in staat schip
met lading te redden.
De lichter en loodsschuit met verdere bemanning krijgen de opdracht van
Kapitein Malsen zijn schip en lading te redden en van die zo gevaarlijke
plaats in vlot water en vervolgens in een behouden haven te brengen.
Er volgt een verslag van vijf dagen werken in zeer slechte weersomstandig
heden. Tevens laten ze nog een loodsschuit te hulp komen. De 20e november
brengen ze het schip de haven van Medemblik binnen met behulp van de lichter
en twee loodsschuiten, die het schip slepen en sturen.
Zij eindigen hun verklaring, stellende dat:
genoemd schip alsvoren is verklaard niet van de diensten gebruik had ge-