duisternis’.
‘Voor minder ontwikkelden zijn volkslezingen
bij uitstek geschikt, om een juister inzicht te
krijgen in vele zaken, waaraan zij of niet
gedacht of waaromtrent zij geheel verkeerde
opvattingen hadden gekregen, mede-gesleept
door mannen, wier doel het is, de groote
menigte, vertrouwende op hare mindere
belezenheid, op een dwaalspoor te brengen'.
‘Katholieken hebben te veel ondervinding
opgedaan, om niet met het grootste wantrou
wen bezield te worden omtrent dit punt van
zoogenaamde volksbeschaving. De verlichting
van het Nut is voor ons Katholieken slechts
Personeel van de school voor
onvermogenden voor jongens en
meisjes (de Armenschool) aan de
Nieuwesloot. Zittend in het
midden het hoofd van de school
H. van den Berg (1842-1912).
o
o
14 - OUDALKMAAR
OUDALKMAAR - 15
Halverwege de jaren tachtig raakten inkomsten en
uitgaven steeds meer in onbalans. Voor haar inkomsten
was de commissie hoofdzakelijk afhankelijk van vrijwilli
ge bijdragen van de Nutsleden terwijl het departement
garant stond voor een mogelijk tekort. Gaandeweg liepen
de donaties van de Nutsleden terug, waaruit mag worden
afgeleid dat zij steeds minder overtuigd waren van het
nut van deze vorm van onderwijs. Een en ander bracht
dit de commissie ertoe voortaan voor de voorstellingen
van plaatselijke verenigingen als Bilderdijk, de zangver
eniging Crescendo of de turnvereniging Kracht Vlug
heid een entree van tien cent te vragen.
naamde lagere volksklasse - werd bereikt is ongewis. We
moeten ons bij dit soort verheffingsinitiatieven maar
troosten met de gedachte: wie de massa zoekt, bereikt
de enkeling.
Meinardus Cohen Stuart (1828-1894). Foto, 1873.
Collectie Regionaal Archief Alkmaar.
Leren én beleren dus. Kennisoverdracht én disciplinering,
zelfs moralisering, we zagen het bijvoorbeeld in de lezing
van Van der Kaay - gij zult niet staken - en in de meeste
voordrachten van de dominees over het ideale gezin. Het
pedagogische aspect werd evenmin veronachtzaamd
met thema’s als de opvoeding van de jeugd, het lezen
van de krant of de verzorging van de hygiëne. Opvallend
is dat we tussen de actuele maatschappelijke onderwer
pen het thema van de vrouwenkwestie missen. Het Nut
was in deze jaren uitsluitend een mannengemeenschap
en nimmer werd een vrouw als spreker uitgenodigd. Ze
waren hooguit welkom als toehoorder.
In hoeverre hebben de lezingen de diverse lagen van de
Alkmaarse bevolking bereikt? Voor in elk geval twee
belangrijke groeperingen is dat kwestieus. Allereerst
waren dat de katholieken, die zo’n 40% uitmaakten van
de bevolking. Het dagblad De Tijd had weinig op met
volksvoorlezingen.
Volgens de Haarlemse bisschop Van Vree had het Nut
verdacht veel weg van een vrijmetselaarsloge. De katho
lieken speelden dan ook geen rol in het Nut. Een andere
groep vormden de socialisten. In de ogen van de heren
van het Nut zou goede voorlichting de dreiging afwen
den van een radicaliserende massa die zich liet opruien
door linkse leuzen. Overtuigde socialisten bezochten dan
ook liever lezingen van hun eigen voormannen.
Na 1870 ontstond in ons land de verzuiling. Hoewel het
Nut deze versplintering wilde bestrijden werd zij para
doxaal genoeg zelf een zuil tussen de andere zuilen. Men
wilde een standensamenleving voor de ondergang
behoeden, maar werd slachtoffer van een ontbrandend
klassenconflict. De standenmaatschappij werd een
klassenmaatschappij. Deugd was niet genoeg.
HET DOEK VALT
De volksvoordrachten zouden hun entree in de nieuwe
eeuw niet overleven. In het seizoen 1901-02 was de
toestand van de kas zo nijpend dat deze geen vierde
voordracht toeliet. De avond van 24 maart 1903 vormde
het slotakkoord. Die avond traden leerlingen van de
Tweede Gemeenteschool op, afgewisseld door voor
drachten van dominee Pieter Jacob Glasz. Het publiek
bleek overduidelijk alleen voor de zang te zijn gekomen,
want Glasz zag zich geconfronteerd met een zodanig
rumoerige zaal dat hij in de pauze verzocht of hij vrijge
steld kon worden van verder optreden.
De fut was eruit en de commissie, die in zijn nadagen
onder voorzitterschap stond van de zoon van Cohen
Stuart, zag in dat de volksvoordrachten hun tijd overleefd
hadden. Ze waren langzamerhand ontaard in Volksver-
makelijkheden. Daar was op zich niets mis mee, maar
louter vermaak was niet het doel van de volksvoordrach
ten. Dat ’t Nut kort tevoren een Toynbee-vereniging had
opgericht die zich ging richten op volksonderwijs, maar
dan met cursussen, vergemakkelijkte het besluit om er
een punt achter te zetten. Aan deze vereniging is in het
vorige nummer van Oud Alkmaar aandacht besteed.
DE DEUGDZAME BURGER
Plaatsen we dit Alkmaarse initiatief in een bredere
nationale context dan zien we dat de geïndustrialiseerde
maatschappij van het laatste kwart van de negentiende
eeuw steeds meer vroeg om disciplinering van de arbei
dersklasse en de verspreiding van standaardkennis. Maar
hoe kon de culturele elite de volksmassa bereiken in een
tijd zonder radio en tv? Volkslezingen boden een mogelijk
heid. In de Alkmaarsche Courant uit 1887 lezen we: