Onderwijs was immers niet
het doel, maar het middel
om het doel te bereiken
62 - OUDALKMAAR
3. Toynbee-voorzitter J.A. Verkuyl als redenaar bij de
onthulling van de buste van Bosboom-Toussaint op 16
september 1912, de honderdste geboortedag van de
schrijfster. Foto collectie Regionaal Archief.
Naast kanttekeningen bij de inzet van de leerlingen is ook
meer principiële kritiek te lezen. Zijn we eigenlijk niet een
gewone onderwijsinstelling geworden, zo vroegen
verschillende leiders zich af. Onderwijs was immers niet
het doel, maar slechts het middel om het doel te berei
ken. Toynbeewerk was sociaal jeugdwerk en bedoeld om
begrip te kweken tussen standen en klassen en hierdoor
de verschillen te verkleinen. Op de keper beschouwd
kwam het zogenaamde lees-, vraag- en praatavondje
onder leiding van Verkuyl nog het dichtst bij de Toynbee-
gedachte. De meeste andere lessen echter boden toch
het beeld van een avondschool voor volwassenen. Het
voornaamste doel van het Nut - ontwikkeling van de
onderontwikkelden - werd hiermee wel nagestreefd,
maar het ideaal van Toynbee - de verbroedering - kwam
veel minder aan bod. Het was zelfs zo dat reguliere
onderwijsinstellingen af en toe met een scheef oog naar
de Toynbeelessen keken. Zo beklaagde de directrice van
de Huishoudschool zich bij het bestuur dat met de cursus
maatknippen haar school valse concurrentie werd
aangedaan. Het Toynbeebestuur beloofde er voortaan op
te letten dat wie deze vaardigheid echt grondig wilde
leren en niet enkel een kledingstuk voor zichzelf wilde
maken, naar de huishoudschool zou worden verwezen.3
Invloed op het aantal deelnemers bleek het heffen van
een verplichte contributie niet of nauwelijks te hebben.
Jammer genoeg echter werd ook het groeiende lesver-
zuim niet gestuit. Zo waren er van de 197 leerlingen die
zich in 1908 hadden ingeschreven aan het eind van de
winter nog maar 114 over. Bij het aantal deelnemers moet
steeds worden bedacht dat nogal wat leerlingen zich voor
meer dan een cursus inschreven (afb. 4). In het seizoen
1915-16 waren er bijvoorbeeld 168 leerlingen, maar die
hadden zich 296 keer ingeschreven voor een leergang.
Het hoogste aantal inschrijvers bereikte de Toynbee-
vereniging in het seizoen 1909-10 met 200 deelnemers.
Dit was mede het gevolg van de cursus Esperanto, ‘de
hulp- en wereldtaal der toekomst’ die niet lang daarvoor
in ons land was geïntroduceerd en waarvoor zich maar
liefst zestig deelnemers opgaven.
aan steenkool als gevolg van de Eerste Wereldoorlog. De
Spaarbank kon maar een beperkt aantal verwarmde
lokalen garanderen. Tot overmaat van ramp rees ook
onenigheid met de bank over de schoonmaakkosten van
de lokalen. Het bestuur overwoog zelfs of het niet beter
kon uitwijken naar een andere locatie, bijvoorbeeld een
schoolgebouw. Men was echter bang dat de cursisten niet
graag in schoolbanken zouden willen gaan zitten.
NEERGANG
De eerste acht seizoenen ontving de Toynbeevereniging
jaarlijks een subsidie van het Nutsdepartement meestal
variërend van ƒ50,- tot ƒ75,-. Daarna wist men vijf jaren
zonder Nutsbijdrage rond te komen. In 1916 ging de
contributie omhoog van één naar twee kwartjes. Of het
door deze prijsverhoging kwam of anderszins, in elk geval
startte het veertiende seizoen (1916-17) met niet meer dan
96 leerlingen, bijna een halvering ten opzichte van het
voorafgaande jaar. Het bestuur had meteen spijt van de
contributieverhoging. Maar ook in ander opzicht verliep
die winter teleurstellend. De meeste lessen werden name
lijk noodgedwongen voortijdig gestopt door een tekort