JOODSE
OORLOG
FAMILIE PRINS
VÓÓR DE
prdd
n*.- o
J
Marjanne Kloeg
(Roos en iHeTbe/ttt
SrJlend paar
40 Chet pand r&Cfcs)
RooSje is gestorven
in ALkmajar in 1900,
Aron overleed in 1927.
weer op.
20 - OUDALKMAAR
OUDALKMAAR - 21
Ik wil het licht laten schijnen over de joodse familie
Prins uit Alkmaar. Het was op 5 maart precies 80 jaar
geleden dat de familie net als alle andere Alkmaarse
joden gedwongen werden naar Amsterdam te
verhuizen. Hoe waren hun levens vóór de oorlog?
“We zouden het over vóór de oorlog hebben, over iets
anders”, zegt de joodse schrijfster Marga Minco
in een documentaire uit 2010. De oorlog kwam in die
documentaire of Marga Minco het wilde of niet toch
weer boven water. Wanneer zij probeerde te schrijven
over iets anders dan over de Tweede Wereldoorlog die
heel haar familie opslokte, dook de oorlog toch steeds
Het verhaal begint bij Aron Prins en Roosje de Jonge.
Aron Abrahamz. Prins werd in 1836 geboren in Alkmaar,
Roosje de Jonge in 1838 in Amsterdam. Ze trouwden
met elkaar, vestigden zich in Alkmaar en kregen negen
kinderen: Abraham, Rosalie, Jacob, Alida, Isaak, Willem,
Jeannette, Anna en Louis.
Voor het eind van de jaren 1870 werd Aron commissionair
in effecten. Hij sloot handelsovereenkomsten in opdracht
van en voor rekening van een ander. Spoedig daarna
werd hij collecteur (verkoper) van de Staatsloterij. Hij zat
in veel besturen, was voorzitter van de Kamer van
Koophandel, lid van de Voogdijraad en voorzitter van
“Het algemeen gebruik was natuurlijk zichtbaar als de
joodse zakenmensen hun zaken gesloten hielden en op
zondag geopend hadden. Dat was een duidelijke
aanwijzing dat men hier joodse mensen had, die de
sjabbat hielden.
de joodse gemeente. Hij was een streng gelovig man.
Er heerste een orthodoxe traditie in de familie Prins.
Waren die joodse tradities zichtbaar in de Alkmaarse
samenleving? In 1985 antwoordde kleinzoon Eli Prins op
die vraag:
Ik geloof dat men eigenlijk niet graag de intimiteit van
de gebruiken naar buiten uitdroeg. Mijn grootvader en
familie woonden op Langestraat 42, nu 40, tegenover
de firma Soecker, de banketbakkerij. De heer en me
vrouw Soecker hadden twee of drie dochters. Nu is het
de gewoonte natuurlijk, dat men in de orthodox- joodse
huizen geen vuur mag maken en niet koken enz. en de
lichten niet aansteekt of uitdoet. Maar men mocht een
niet-joodse buurman of vriendin vragen om deze dingen
te doen. En er was geen bezwaar dat de jonge meisjes
of dames Soecker op vrijdagavond de lichten uit wilden
doen en ze staken wel eens de gasoven aan als het eten
opgewarmd moest worden. Op die wijze kwamen
sommige van de gewoonten naar buiten. Christelijke
mensen wilden ook op deze manier iets van de joodse
gebruiken weten. Dominee Wijngaarden en dominee
Frits Kuiper hadden een diepe interesse, niet alleen in
de Joodse mens, maar ook in de godsdienst en de
gebruiken.”
Haar neef Eli, zoon van haar broer Isaak Aronz., schreef in
Oud Alkmaar in 1980: “Apotheek en drogisterij waren
sterk gescheiden. Als er een mos (gewoonte) was geweest
van studerende vrouwen dan had ze zeker haar
apothekersbevoegdheid aan een universiteit kunnen
behalen. Strijden voor vrouwenrechten zat er in de
streng orthodoxe traditie van de familie niet in.
Het apothekersdiploma was al een progressieve stap
voorwaarts, zoals het behalen van muziekdiploma’s
bij vele jonge vrouwen in de negentiger jaren.”
“In de zit/werkkamer van mijn tante werkte ze altijd. Ze
had daar ook haar boeken en een piano. Toen mijn broer
Aron en ik vorderingen maakten met ons vioolspelen
(9 en 7 jaar!) speelden we iedere Zondagmorgen
met Juffrouw De Gelder. Hoewel werkend en slapend
in de apotheek werd er thuis gegeten en de wekelijkse
rustdag, de volkomen Sabbat, werd in rust en gebed
doorgebracht. Ze heeft nooit een vakantie genomen.
Reizen hebben plaats gevonden als broers trouwden,
verder niet. Tante Alida was overal en hielp overal en
hield overal toezicht. Ze kon er streng uitzien, maar was
o zo vriendelijk en gul.”
Alida en Jeannette woonden inmiddels samen. Alida
werd uiteindelijk haar zaak uitgezet en zij moesten net
als alle andere Alkmaarse joden op 5 maart 1942
naar Amsterdam verhuizen. Op 11 november 1942 stierf
ze aan een hartaanval. Jeannette kwam op 9 februari
1943 aan in Westerbork en werd op 19 februari in Ausch
witz vermoord.
ALIDA EN JEANNETTE
Dochter Alida werd als vierde kind in 1871 in Alkmaar
geboren, Jeannette was het zevende kind. Alida was
apotheekhoudster en drogiste in apotheek De Valk op de
hoek van de Magdalenenstraat en de Achterstraat.
Omdat Alida slechts assistente-apotheker was moest zij
een gediplomeerd apotheker aantrekken voor de
voortzetting van haar bedrijf toen apotheker Jan Mesman
in juli 1897 naar ’s Gravenhage vertrok.
WILLEM
Van de negen kinderen van Aron en Roosje overleefden
alleen zoon Willem en zijn vrouw Ella Schulen Gossels
de oorlog. Willem werd in Alkmaar geboren op 14 januari
1875. Hij trouwde met de op 5 augustus 1874 in het Duitse
Emden geboren Ella. Ze kregen twee kinderen. Zoon
Jacob was musicus, pianist en componist. Hij trad op,
componeerde en arrangeerde samen met zijn broer Aron
als duo onder de naam Arno Jabin. Jacob overleed in
1942 in Bloemendaal. Aron werd vermoord in Sobibor in