De VOC droeg hem op
slaven te kopen tegen een
goede prijs - en dat deed hij.
Van Santen ontdekte in de archieven dan ook diepgra
vende analyses die Geleynssen in die periode voor de
VOC maakte. "Wollebrant Geleynssen verdiepte zich heel
goed in de lokale samenleving. Heel bijzonder hoe
iemand al die verschillende situaties beschrijft. Hij
baseerde zijn verhandelingen niet alleen op eigen
waarnemingen, maar ook op interviews met lokale
informanten. Zijn conclusie over de Indiase samenleving
destijds komt op mij opvallend sociaal bewogen over. Zo
liet de positie van boeren, die een groot deel van hun
oogst als belasting moesten afdragen, zich in zijn ogen
alleen vergelijken met die van Poolse lijfeigenen."
SLAVEN
Voordat Geleynssen zich in Noordwest-India stortte op
de inkoop van katoenen stoffen, werkte hij een paar
maanden in Burhanpur, het zuidelijke, militaire hoofd
kwartier van de Mogols. Daar moest hij zich gaan richten
op de lucratieve verkoop van specerijen. Maar ook kreeg
hij in 1624 van zijn VOC-superieuren de opdracht indien
mogelijk 'eenige jonge slaeven ofte slaevinnen te
coopen'.
In hoeverre is Geleynssen geslaagd in zijn missie op de
slavenmarkt?
"Nou, de situatie in Noordwest-India was heel anders dan
in het VOC-hoofdkwartier Batavia. Daar dreef de economie
destijds niet alleen op Chinese immigranten, maar zeker
ook op slaven. Om een beeld te geven: slaven maakten er
pakweg de helft uit van de bevolking. De vraag ernaar
was groot, met name die naar slavinnen. Tegen deze
achtergrond ondernam de VOC in die tijd voorzichtige
pogingen slaven aan te kopen in Agra en Burhanpur,
steden in Noordwest-India met lokale slavenmarkten.
Maar dat lukte niet best. De pogingen werden binnen
een jaar weer gestaakt. De prijzen waren hoog, de
transporten verliepen moeizaam. Daar kwam nog bij dat
bij de Mogol-autoriteiten de inkoop van moslimslaven
door christenen gevoelig lag."
"Geleynssen had dan ook niet veel succes met zijn
opdracht. Op de slavenmarkt in Burhanpur wist hij voor
de VOC uiteindelijk twee jonge slavinnen te kopen. De
eerste voor omgerekend 144 gulden, volgens Geleynssen
wel een 'seer fraij maisghen'. Voor de tweede betaalde
hij een aanzienlijk lager bedrag: 60 gulden. Kennelijk
heel tevreden schreef hij aan zijn superieur: 'Sij is heel
goet voor haer gelt'. Maar dit meisje bleek gestolen.
Geleynssen moest zijn aankoop weer afstaan en het geld
was hij kwijt. Later slaagde hij erin nog drie jonge slavin
nen te kopen, voor in totaal 400 gulden. Maar daar bleef
deze opdracht voor de Compagnie bij."
Uw boek belicht op dit punt de historische achter
gronden en de zakelijke details. Uitspraken over
Geleynssens morele kompas treffen we niet aan
"Geleynssen heeft zich in de archiefstukken die ik heb
gevonden niet uitgelaten over de morele kant van
slavernij. De VOC droeg hem op slaven te kopen tegen
een goede prijs - en dat deed hij. Heel zakelijk. Als een
trouwe, ijverige compagniedienaar. Ook in zijn persoonlijke
correspondentie heb ik niets gelezen wat duidt op enige
vorm van reflectie, op een diepere gedachte over slaver
nij. Wel blijkt uit documenten dat ook Geleynssen zich in
een latere periode liet bijstaan door een persoonlijke,
Indiase huisslaaf, die Ventura heette. Verdere achtergron
den en motieven heeft hij ons niet nagelaten."
ZIJDE, SPECERIJEN EN SUIKER
Geleynssen steeg steeds verder in de hiërarchie. Na een
nieuwe verlofperiode in Alkmaar mocht hij in 1634 voor
de derde keer vertrekken naar Azië, voor VOC-functies in
Batavia, Borneo en weer in India. En in Perzië, waar hij als
handelsdirecteur de Compagnie meer inkomsten moest
bezorgen. Aanvankelijk gebeurde dat door de inkoop van
zijde, later kreeg de verkoop van specerijen en suiker
meer accent.
Uitgebreide instructies formuleerde de toenmalige
gouverneur-generaal, Antonio van Diemen, voor
Geleynssen. Sober en bescheiden dienden zijn houding
en gedrag in Perzië te zijn, nauwkeurig en gedetailleerd
zijn administratie. Dat was niet voor niets. De voorgangers
van Geleynssen stonden bij de VOC-top in Batavia
bekend als verkwistend en frauduleus en de relaties met
de Perzische machthebbers waren matig. Aan Geleynssen
de taak hierin verandering te brengen.
Om de positie van de VOC in Perzië te versterken en de
machthebbers in Perzië na een hoog oplopend
66 - OUDALKMAAR
handelsgeschil onder druk te zetten, heeft
Geleynssen zelfs bepleit een Perzisch
eilandje te veroveren
"Zeker. De onderhandelingen verliepen erg
stroef en het Perzische hof vroeg voor veel
geld aan geschenken als tegenprestatie voor
medewerking en handelsfaciliteiten. Om
schot in de zaak te brengen, legde Geleynssen
drie opties voor aan Van Diemen: maak een
einde aan de handel met de Perzische
overheid, of stuur een ambassadeur die met
de Perzen gaat onderhandelen over nieuwe
voorraden. En een derde optie was inder
daad de bezetting van een strategisch
eilandje voor de kust van Perzië."
"Een opmerkelijk voorstel. Maar bedenk wel:
de Compagnie was zowel koopman als
soldaat. Gebruik van geweld was voor de VOC
essentieel, om zo'n grote speler te worden en
bijna twee eeuwen lang te blijven. Om
handelsdoelen te bereiken, voerde de
Compagnie oorlog, veroverde ze gebieden.
Zeker in de eerste jaren van haar bestaan,
toen de VOC zich letterlijk wilde invechten in
het Aziatische handelssysteem en strijd
moest leveren tegen Spanje en Portugal.
Geleynssen mocht zijn plan een paar jaar
later daadwerkelijk helpen uitvoeren. Zonder
al te veel succes overigens."
GEVANGEN IN GOA
Pas in 1643 mocht Geleynssen zijn post in Perzië verlaten.
Zijn oorspronkelijke contract was al ruimschoots verlo
pen, hij wilde terug naar Alkmaar. Met als bagage dertien
kisten particuliere bezittingen die hij in de loop der jaren
had vergaard, stapte hij aan boord van het VOC-schip de
Pauw. Maar het ging mis. Door een dagenlange, heftige
westerstorm voor de Indiase westkust hingen 'het schip
en goet aen eenen sijden draet'.
Schipbreuk dreigde en de Pauw ging voor anker in de
baai bij Goa, destijds de hoofdstad van het Portugese
rijk in Azië. Een verantwoorde manoeuvre, dacht ook
Geleynssen, die niet beter wist dan dat het eerder
afgekondigde tienjarige bestand met Portugal al van
kracht zou zijn. Niet dus; Geleynssen belandde met de
zestig bemanningsleden in Portugese gevangenschap,
zes maanden lang.
Staatsieportret van Wollebrant Geleynssen, met
gouden erepenning, geschilderd door Caesar van
Everdingen. (Collectie Stedelijk Museum Alkmaar).
OUDALKMAAR -