Op het westelijke uiteinde van het kanaal, op de grens
van de Rekeredijk werd een kleine sluis gebouwd.
Alkmaar om deze overhaal in bezit te krijgen. Die
gelegenheid deed zich voor door een storm, die de
overhaal vernielde. De stad liet de overhaal herbouwen in
de uiterste zuidwesthoek van de Waert nabij Oudorp,
zodat zij er toezicht op kon houden. Deze locatie lag
voordelig op de route naar de stad. Later besteedde zij
echter geen kosten meer aan de overhaal, zodat deze
niet goed meer functioneerde. Dat was ook de bedoeling
van Alkmaar, op die manier werd de handel naar steden
als Amsterdam en Haarlem door de lange afstand
bemoeilijkt, zo niet onmogelijk gemaakt.
Een andere oude overhaal stond even buiten de stads
wallen. Deze haalde de schuitjes uit de Oudorperpolder
over de Overdam of de Oudorperdijk en was gesitueerd
iets ten oosten van de huidige Friese brug. Dit is de
overhaal van Franges. Tot de aanleg van de Hoornse Vaart
zijn hier de schuiten met handelswaar vanaf Sint Pancras
en Langedijk overgetrokken, om verder naar de kaas
markt en de Kooltuin in Alkmaar te varen. Ten noorden
van de overhaal lag de Langedijkervaart, de Veert
genaamd. Over deze vaart voeren de boeren rond Sint
Pancras hun waren vanaf hun warmoeslanden rond de
Twuyverweg naar de stad. De molen in het midden op
de kaart van figuur 3 bemaalde het Zwijnsmeer. Dit was
een binnenpoldertje in de Oudorperpolder. De overhaal,
tussen de twee huizen is duidelijk aangegeven.
DE STAD ALKMAAR
Alkmaar de fiere stad die de Spanjaarden had weerstaan,
kreeg na de strijd een extra boost in haar ontwikkeling
als centrum van handel en nijverheid. Evenals andere
steden in het noorden van de provincie, was de stad door
de afzwering van Filips II een haast soevereine staat
geworden. Een gemeenschap met weinig verplichtingen
naar elders en alle vrijheid om zich als stad maximaal te
ontplooien. Daar hebben de stadsregenten en haar
burgers in ruime mate gebruik van gemaakt.
De expanderende stad wilde de aanvoer van agrarische
producten gemakkelijker maken door het laten aanleg
gen van bredere kanalen, voorzien van jaagpaden. Deze
waren nodig om de schepen door paarden te laten
voortrekken, zodat men ook bij tegenwind de bestem
ming op tijd kon bereiken. Dit was van belang voor het
voorgenomen geregelde personenvervoer. Daarom
werden begin zeventiende eeuw plannen gemaakt om
een grote nieuwe vaart te laten graven om zo de boeren
meer te bewegen om hun producten naar de markt van
Alkmaar te brengen. Het stuitte echter op veel weerstand
van Hoorn en van de boeren uit de omgeving van Sint
Pancras en de Langedijk. Dit vanwege het feit dat de
oude Veert zou worden afgesneden. Ondanks alle
bezwaren is de Hoornse Vaart aangelegd, deze was
uiteindelijk in 1626 gereed. Op het westelijke uiteinde van
het kanaal, op de grens van de Rekeredijk werd een
kleine sluis gebouwd. Naast de sluis werden drie over
halen geplaatst om bezwaren van de gesloten Veert op
te vangen. De drie naast elkaar gelegen overhalen waren
elk voorzien van twee grote spaakwielen om de schuiten
over te winden. Vandaar de naam Zes Wielen.
Deze proceskaart toont het nieuw gegraven kanaal, nu
de Hoornse Vaart genaamd, vanaf de Schermer naar de
Zes Wielen. Zie rechts de drie overtomen bij de Zes
Wielen. De sluis was kennelijk nog niet gebouwd, maar
de drie overtomen voor de Langedijkers waren al
geïnstalleerd. Voor de goede orde: de onderkant van de
kaart is het noorden.
Na de totstandkoming van het kanaal zijn er pogingen
gedaan om een geregelde beurtvaart te organiseren met
de stad Hoorn. Deze stad had veel kosten gemaakt om
de vaart tussen Hoorn en de overhaal te Avenhorn te
vergroten en verdiepen. In 1661 was het zover en werd
onder strenge voorwaarden octrooi verleend voor een
geregelde dienst van trekschuiten tussen de twee
steden, met tussenstops in Avenhorn, Ursem en Rusten
burg. De vaarten werden verschillende keren per dag
ondernomen met een gemiddelde snelheid van zeven
kilometer per uur. De dienst van trekschuiten heeft bijna
twee eeuwen lang gefunctioneerd als schakel in het
uitgebreide netwerk van trekschuiten rond Alkmaar. Het
was misschien een langzame, maar comfortabele manier
van reizen. Bij de komst van de stoommachine kreeg de
trekschuit concurrentie van stoomboten die sneller en
comfortabeler waren. En weer later bij de opening van de
spoorweg Alkmaar - Hoorn was het met deze vaarverbin-
ding definitief gedaan. Op 19 december 1878 was de
laatste keer dat geregeld personenvervoer over water
tussen de twee steden werd uitgevoerd.
SLUIS EN OVERHAAL VAN DE ZES WIELEN
Na de aanleg van de Hoornse Vaart is naast het eerste
geregelde personenvervoer ook eeuwenlang de aanvoer
van agrarische producten vanuit het noorden via deze lijn
vervoerd. De stad Alkmaar werd uit de wijde omgeving
op die manier bevoorraad omdat de Kooltuin, de
76 - OUDALKMAAR
Bovenstaande kaart is
gemaakt op verzoek
van de edele heren
Dijkgraaf en Waar
schappen van de
Geestmerambacht van
de nieuw gegraven
vaart bij de edele
heren burgemeester
en regeerders van
Alkmaar en van de
Waert. Tot de door de
Oosterdijk en tot de
Nieuwe sloot door naar
de Rekeredijk. Gedaan
door de gezworen
landmeters ten hove
van Holland op sept.
1627. Ondertekend
door Reijer Cornelisz
en Dirick Langedick.
Linksonder de stad met de
voorloper van de Friese brug.
In het midden de overhaal naar
de stad. Gaat u naar boven
komt u langs de molen die het
Zwijnsmeer bemaalt. Nog
verder gaat u langs de sterkte
Middelburg onder de brug in de
Munnikenweg door richting Sint
Pancras. Deze kaart is van 1597.
Stilliggende trekschuit voor
verwisseling van het trekpaard.
OUDALKMAAR - 77