Als een detective sloop
ik met pen en papier
door het museum
Het was de bedoeling dat deze kostbaarheden werden
teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar of aan de
erfgenamen. Zij moesten echter wel het bewijs leveren
voor hun claim. Als er geen eigenaar kon worden gevon
den of als de claims niet overtuigend waren, verviel het
object aan de staat en werd het veelal 'openbaar kunst
bezit'. In sommige gevallen leidde onenigheid over de
claims tot langlopende procedures, zoals bij de erven van
de joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker.
ONDERZOEK 1
uxoirj
Op 1 juli 1950 werden de werkzaamheden van de
Stichting Nederlands Kunstbezit overgedragen aan het
ministerie van Financiën. De overgebleven kunstwerken
werden verdeeld over de musea. Ongeveer 1100 schilde
rijen waarvan de herkomst was uitgezocht, waren terug
gegeven. De zoektocht naar de herkomst van de overige
kunstobjecten ging door tot 1951.
HET GING VEEL TE LANGZAAM
Onder invloed van de toenemende internationale
belangstelling werd in Nederland vanaf 1997 opnieuw
aandacht besteed aan de kunstroof en aan de nog door
de Nederlandse overheid beheerde kunstwerken die na
de oorlog uit Duitsland waren teruggebracht. Een eerste
onderzoek leidde in 1998 tot de conclusie dat het oude
restitutiebeleid naar moderne opvattingen en morele
maatstaven veel te bekrompen was geweest en dat er
duidelijk nog stukken in de zogenoemde Nederlandse
Kunstcollectie waren, die voor teruggave in aanmerking
zouden kunnen komen.
Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap
vroeg in 1998 aan alle musea in Nederland om onder
zoek te doen naar de herkomst van alle objecten die
zij tussen 1940-1948 aangekocht hadden. Al snel bleek
dat die periode veel te kort was. Nog steeds kwamen er
'besmette kunstwerken' via veilingen in de musea
terecht. Er volgde een nieuwe zoektocht door alle
musea naar sporen van in beslag genomen of onder
dwang verkochte objecten, die daar vanaf 1933 terecht
gekomen waren.2
ONDERZOEK VANAF 1933
In een steeds vijandiger omgeving zagen tal van Jood
se families in Duitsland zich al vanaf 1933 genoodzaakt
hun kunstcollecties te verkopen. Hetzij om te voorzien in
hun levensonderhoud, hetzij om hun vlucht naar andere
landen te bekostigen.
- OUDALKMAAR
Het veilingwezen in Berlijn vervulde een spilfunctie en
vormde naast München, Keulen en Frankfurt het cen
trum van de Duitse kunsthandel. Zo bezochten diverse
Nederlandse kunstkopers vanaf 1933 Duitse veilingen
en kunsthandels, waar zij, zonder dat zij het misschien
wisten, stukken uit Joodse kunstverzamelingen konden
kopen.
De Nederlandse Museum Vereniging nam het voortouw
bij het nieuwe onderzoek en benaderde alle musea in
Nederland met de vraag of zich in hun collecties voor
werpen bevonden waarvan de herkomstgeschiedenis
verwees naar onvrijwillig bezitsverlies door de oorspron
kelijke eigenaars als direct gevolg van het naziregime. Na
de Tweede Wereldoorlog konden via kunsthandels, veilin
gen of particulieren 'zwervende' roofgoederen eveneens
in musea terecht zijn gekomen.
Het onderzoek werd landelijk uitgevoerd onder ver
antwoordelijkheid van een onafhankelijke commissie
'Museale Verwervingen vanaf 1933' onder voorzitterschap
van Rudi Ekkart, directeur van het Rijksbureau voor
Kunsthistorische Documentatie. De Museumvereniging
coördineerde en ondersteunde het project onder leiding
van Helen Schretlen en Jona Mooren.
ZOEKTOCHT NAAR ROOFKUNST IN ALKMAAR
Ook het Stedelijk Museum Alkmaar kreeg de opdracht
van de Nederlandse Museum Vereniging. In 2010 werd
ik uitgenodigd om onderzoek te doen naar de herkomst
van alle kunstwerken die vanaf 1933 in het bezit gekomen
waren van het museum. Waarom deze opdracht? Ik ken
de die geschiedenis nauwelijks. Hoe moest ik zoeken? Ze
wisten toch alles? Wat een vreemde opdracht. Het muse
um in Alkmaar is toch een historisch gemeentemuseum?
Ik mocht toch aannemen dat het museum alles zorgvul
dig registreerde wanneer het een kunstwerk aanschafte?
Tijdens mijn eerste bezoek aan het museum vertelde con
servator Christi Klinkert dat het noteren van een sluitende
herkomstgeschiedenis vanaf 1933 voor het museum niet
altijd mogelijk was. Veilingen vermeldden over het alge
meen geen vroegere eigenaar in hun catalogi. Meestal
was bij aankoop slechts de laatste bezitter bekend.
HERKOMSTONDERZOEK IN HET STEDELIJK
MUSEUM ALKMAAR
Ik begon met lezen in de museumcatalogi. Daarin stond
precies genoteerd van wie het museum de schilderijen
had gekocht of gekregen. Maar ik ontdekte al gauw
dat niet altijd de geschiedenis vanaf 1933 beschreven
stond. Ik zag heel veel schilderijen en andere kunstob
jecten in het depot. Soms stonden er gegevens aan de
achterzijde (afb. 3).
Ik besloot een lijst samen te stellen waarop ik alle
objecten noteerde waar ik vraagtekens bij had, met de
gegevens: aantal, voorstelling, vervaardiger en herkomst
(voor zover bekend). Als een detective sloop ik dag in dag
uit met pen en papier door het museum. Na een maand
had ik meer dan acht lijsten met gemiddeld 25 objecten
volgeschreven voor nader onderzoek. Van al deze kunst
werken was de herkomstgeschiedenis niet volledig.
Gelukkig werden die lijsten door het onderzoek na ver
loop van tijd steeds compacter. Mijn verhaal zou te lang
worden als ik alle oplossingen hier zou beschrijven, maar
twee onderzoeken waren zó spannend dat ze zeer het
vermelden waard zijn.
In het 'Museumarchief 1943' stond de map met de titel
'Aankoop en schenkingen Stadhuis 1875-1997'. In de
rubriek 'Bruikleen' vond ik de notitie: Dhr. M. J. Belonje,
Ik ging weer terug naar mijn bron. Uit het jaarverslag
1943: Op verzoek van Mr. J. Belonje, als leider van de
registratie van gevorderde klokken, werd in bewaring
genomen een aantal gipsafgietsels van klokken, welke
in de naaste omgeving van en te Alkmaar in beslag ge
nomen zijn of afgenomen door de bezettende macht.
Direct kwam een stroom van vragen bij me op: Wie was
de heer Belonje? Gipsafgietsels van klokken? Hoe groot
is zo'n klok eigenlijk? Waar zijn die gipsafgietsels geble
ven? In de naaste omgeving van Alkmaar? Afgietsels van
klokken uit nog andere kerken dan in Alkmaar?
Niemand kon mij antwoord geven op deze vragen.
Teleurgesteld ging ik verder lezen in de jaarverslagen.
Jaarverslag 1945: Alle voorwerpen, die tijdens de oorlog
aan het museum toevertrouwd waren werden na de
bevrijding aan de eigenaars teruggegeven. De kerkklokken
schrapte ik van mijn lijst 'verdachte voorwerpen'.
A: "i J+J,
Vl Pewt fCi vnNIftï
TfM C«É)N tQHEC l trJi Mi;
j«- -y-'. 4^,
1
i ft «s C*-..JW, K* <4
+»lV IA*.** i*-
v".'. s X^
-c -V W
A 1VM"
afb. 5
I
fvf$m
leider registratie van gevorder
de klokken, heeft in bewaring
genomen...
In 1943? Ik las niet verder De
woorden 'gevorderde klokken'
deden alle oorlogsbellen rinkelen.
De kerkklokken kwamen op mijn lijst
'verdachte voorwerpen' terecht. Ik vroeg
aan Christi Klinkert of ze ook wist waar die
klokken stonden. Grote verbazing. Torenklok
ken? Hier? Nou, daar kijk je niet overheen. Ik werk hier
nog niet zo lang, maar ik ben ze nog niet tegengekomen.
OUDALKMAAR - 67