MARIA ANGELICA DAEY
VROUW IN EEN MANNENBOLWERK
(1711-1779)
Zij trouwde in 1729 met
Jan Anthony van Vladeracken.
Het ging om een huwelijk
binnen de juiste kringen.
Meteen machtigden
burgemeesters Maria
Angelica tot het beheren
van de boedel, goederen en
ambten van haar man.
Diederik Aten
±i- VnuvT.r
De waterschappen staan vanouds bekend als mannenbolwerk. Onlangs toonde Milja van Tielhof echter aan dat
tijdens de vroegmoderne tijd (1500-1800) participatie van vrouwen in waterschapsbesturen weliswaar heel bij
zonder, maar niet geheel onbekend was.1 Met de Alkmaarse regentendochter Maria Angelica Daey ligt het weer
anders. Zij functioneerde in de jaren 1736-1753 de facto als penningmeester van de Egmondermeer.
VERBORGEN GESCHIEDENIS
Gedurende vijf jaar prijkte de naam van Maria Angelica
Daey officieel als rekenplichtige boven de polderrekening
van de Egmondermeer. En dat in een tijdperk waarin een
dergelijk ambt absoluut niet voor vrouwen was wegge
legd. In Alkmaar was voor dames van stand een post als
regentes van het Burgerweeshuis ongeveer de hoogst
haalbare maatschappelijke functie.2
Natuurlijk zijn er vele voorbeelden van weduwen die het
bedrijf of beroep van wijlen hun man voortzetten. In
polders rond Alkmaar komen we bijvoorbeeld regelmatig
vrouwen tegen als molenaar, bijna altijd na het overlijden
van hun echtgenoot. Maar een vrouw die weliswaar niet
officieel, maar wel in de praktijk de belangrijke functie
van penningmeester in een waterschap vervulde, is
hoogst uitzonderlijk. In de beschikbare studies over de
historie van Noord-Hollandse waterschappen komen we
in ieder geval geen enkele vergelijkbare situatie tegen.3
De bijzondere historie van Maria Angelica Daey werd in
2004 kort besproken in het ter gelegenheid van Alkmaar
750 jaar stad verschenen boekje Vrouwen in Alkmaar.
Helaas paste zij door het simpele feit dat geen portret
van haar bekend is niet in het voor deze publicatie
gekozen stramien. Het als een 'verborgen geschiedenis'
aangemerkte leven van Maria Angelica Daey bleef
hierdoor toch een beetje onderbelicht.4 In dit artikel
wordt daarom dieper ingegaan op haar ambtelijke
activiteiten en de achtergronden daarvan. Door welke
omstandigheden kwam zij ertoe de genoemde taak op
zich te nemen? En misschien nog interessanter, waarom
vond het bestuur van de Egmondermeer het goed dat een
vrouw eindverantwoordelijk was voor de polderfinanciën?
HUWELIJK OP STAND
Maria Angelica Daey werd in 1711 geboren als dochter van
Hendrik Daey (1669-1736), vroedschap en burgemeester
van Alkmaar en dijkgraaf van de Hondsbossche. Zij
trouwde in 1729 op de buitenplaats Schuylenburg van de
familie Vladeracken aan de Heereweg bij Wimmenum
met Jan (ook wel Johan) Anthony van Vladeracken,
geboren 1708. Het ging om een huwelijk binnen de juiste
3, 4 j tA/ r L'
kringen. Diens vader, Geldoph van Vladeracken, was ook
een vooraanstaand Alkmaarse regent en onder andere
secretaris-penningmeester van de Egmondermeer. In
1719 hielp hij in deze polder alvast zijn zoon in het zadel.
De hoofdingelanden besloten toen dat Jan Anthony hem
OUDALKMAAR
zou opvolgen. Dat had naderhand wel wat voeten in de
aarde, omdat Jan Anthony bij het overlijden van vader
Geldoph in 1723 pas een jaar of 15 oud was. Een en ander
werd opgelost door hoofdingeland Christoffel Six, heer
van Oterleek, als waarnemer aan te stellen tot het
moment dat de hoofdingelanden vonden dat Jan
Anthony het kon overnemen. Dat was in 1730 het geval.5
'Floreat Schuylenburgh', glas met de familiewapens Van
Vladeracken (links) en Daey, mogelijk het huwelijksglas van
Maria Angelica Daey en Jan Anthony van Vladeracken.
Engels loodglas, circa 1730. Familiecollectie Van Vleuten.
Hij bracht het verder tot secretaris van de Schermeer,
heemraad van de Wieringerwaard en vroedschap en
schepen van Alkmaar.
VERBETERHUIS
Jan Anthony en Maria Angelica kregen vier kinderen, in
1731 een dochter die Alida Geldolphia werd gedoopt, en
daarna drie zoons, Hendrik (geboren 1733), Geldolph
(geboren 1734) en een tweede Hendrik (geboren 1735).
Van de drie jongetjes bleef alleen de laatste in leven. Ook
Alida Geldolphia haalde de volwassenheid niet. Zij
overleed nog geen tien jaar oud in 1741.6 Bovenop deze
treurnis kwamen problemen met Jan Anthony. Wat er
precies met hem loos was, komen we niet te weten,
maar het staat vast dat de schout, burgemeesters en
schepenen op 20 maart 1736 permissie gaven hem
wegens 'ongebonde levenswijs' in het Alkmaarse verbe
terhuis vast te zetten. Meteen machtigden burgemees
ters en schepenen Maria Angelica tot het beheren van de
boedel, goederen en ambten van haar man.7 Vader
Hendrik Daey trok ook conclusies na de opname van zijn
schoonzoon. Hij stapte op 23 april 1736 naar notaris A.
Klaver om zijn testament te veranderen. Hij liet vastleg
gen dat Jan Anthony bij geen enkele denkbare eventuali
teit greep op het erfdeel van Maria Angelica of de
kinderen kon krijgen bij haar vooroverlijden, dit inclusief
de inkomsten die haar of hun portie opleverden. Hij stierf
binnen twee weken na deze actie.8
In het verbeter- en tuchthuis zaten overigens niet alleen
zwervers, dieven, prostituees en mentaal gehandicapten
vast, maar ook personen waar hun familie om allerlei
redenen vanaf wilde. In het eerste geval geschiedde
opname op order^^a^ct^^g^rie^^
tweede meestal op particulier verzoek. Onderzoek door
Johan Joor wees uit dat tussen 1725 en 1763 bij elkaar 40
echtelieden een dergelijk verzoekschrift indienden,
waarvan 22 afkomstig van vrouwen. Zij wezen daarbij
OUDALKMAAR -