Reconstructietekening van C.W. Bruinvis, 1870. Zo moet voigens hem het Heiiige Geesthuis met het gasthuis eruit hebben gezien in 1558. Links het gasthuis met kapei, met aan de zuidzijde van het koor drie aangebouwde huizen. Rechts plattegrond 'Heiligegeestgasthuis aan de Houttille De 'Zeven werken van Barmhartigheid' was één van de werken die kunsthistorici het meest geïnteresseerd had en het grotere publiek waarschijnlijk het meest had vermaakt.9 christelijke leer een algemene opstanding der doden zal plaatsvinden. Samen met de levenden worden zij onderworpen aan het 'Laatste Oordeel' en vervolgens verwezen naar hemel of hel. Hoog boven de begraafscène en de stadsmuur is Christus geschilderd tegen een azuurblauwe hemel. Hij troont op een regenboog, symbool van het verbond met Noach, na de zondvloed. De drie kleuren van de regenboog verbeel den de Drie-eenheid (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest). De voeten van Christus rusten op de wereldbol (de verlossing geldt voor alle mensen)3 Christus toont ons zijn wonden. Zijn rode mantel valt sierlijk rond zijn lichaam. Aan weerskanten van Christus getuigen Maria David van der Keilen, Begrafenis 1504. Uitgegeven ca.1870. Steendruk, 22x14 cm. Het was gevaarlijk om de gestorven pestlijders in de kerk te begraven. Daarom gebeurde dit buiten de muren van de stad, maar wel met de nodige eerbied, zoals de paus had voorgeschreven en volgens het voorbeeld van Tobit (Thobias). De pest loerde om iedere hoek en legde eeuwenlang een zware druk op de gehele bevolking. Het begraven van pestdoden werd gedaan door een broeder schap van cellebroeders, die zich later Alexianen noem den. Zij waren leken, dat wil zeggen dat zij in een kloostergemeenschap leefden, maar geen handelingen aan het altaar mochten verrichten. Daarvoor waren de priesters.4 Zij waren herkenbaar aan hun sobere kleding, bestaande uit een zwarte pij met daarover een zwart scapulier (schouderkleed), zoals afgebeeld in het vierde tafereel en ook op de steendruk die naar dit tafereel is vervaardigd.5 Zij verpleegden de pestlijders en begroeven hen na hun overlijden.6 WE HEBBEN WEINIG EXACTE GEGEVENS Er zijn ons helaas geen bronnen overgeleverd die ons vertellen waar het paneel in 1504 kwam te hangen. In verschillende steden in ons land was het echter gebrui kelijk, dat een paneel met een dergelijke voorstelling opgehangen werd in een Gasthuis. Daar werden de zeven werken van barmhartigheid immers voor een belangrijk deel uitgevoerd. Waarschijnlijk kwam dit paneel te hangen in het Heilige Geestgasthuis in Alk maar, maar het is ook heel goed mogelijk, dat het paneel al direct in de Grote Kerk tentoongesteld werd. Ook de namen van de opdrachtgevers staan nergens expliciet vermeld. Toch zijn de wetenschappers op dit gebied na uitvoerig onderzoek het eens geworden dat het hoogstwaarschijnlijk de Heilige Geestgasthuismees- ters waren die de opdracht gaven7. en Johannes de Doper en doen voorspraak tijdens het hemelse gerecht. De uitvoering van de zeven werken van barmhartigheid maakten het volgens de leer van de kerk mogelijk het eeuwige leven te beërven. Op het kerkhof buiten de muren van de stad laten geestelijken een doodskist in een graf zakken. Een man controleert leunend op een schop de handelingen. Bij het graf leest een priester voor uit een missaal. Naast hem staat een misdienaar met een wijwatervat en kwast. Achter hen staat een groepje geheel in het zwartgeklede, rouwende figuren. 42 - OUDALKMAAR VAN AMBACHTSMAN NAAR KUNSTENAAR De algemene belangstelling voor laatmiddeleeuwse kunst kwam pas aan het einde van de negentiende eeuw. Door de tentoonstelling in 1913 in Utrecht: 'De Noord-Nederlandsche schilder- en beeldhouwkunst vóór 1575', kwam het paneel plotseling volop in de belangstelling te staan.8 Met moeite mochten de organisatoren het paneel voor een korte periode lenen. Het gevolg was, dat de interesse voor de vroege Hollandse schilderkunst en de Haarlemse school, de mogelijke leerschool van de Meester, sterk toenam. Alle schijnwerpers werden eensklaps gericht op de 'Meester van Alkmaar'. Kunstkenner Nicolaas Beets schreef over de tentoonstelling: Geldgebrek voor de restauratie van de Grote of Sint-Laurenskerk gaf de doorslag het paneel met instemming van de bestuurders en kerkvoogden in 1918 voor 50.000 gulden te verkopen aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Het paneel werd aangekocht met steun van de Vereniging Rembrandt.10 Talloze kunsthistorici bogen zich plotseling over het oeuvre van de schilder. Zijn naam wisselde bijna per onderzoek. OPZIENBARENDE ONTHULLING Een voor mij onbeantwoorde vraag bleef: waarom werd het paneel moedwillig zo grof beschadigd? De combina tie van onderzoek in het Rijksbureau voor Kunsthistori sche Documentatie (RKD) in Den Haag en in het Regio naal Archief Alkmaar (RAA) wierp voor mij een verrassend nieuw licht op de beschadigingen. Zoals ik eerder schreef is lang aangenomen dat de vernielingen tijdens de Beeldenstorm rond 1566 hebben plaats gevonden.11 Ik heb echter grote twijfels, want de meeste grote steden in Holland hadden in die tijd in hun Grote Kerk of Gasthuis een paneel hangen met daarop geschilderd 'de zeven werken van barmhartigheid'. Deze panelen zijn in de noordelijke Nederlanden bijna allemaal verloren gegaan tijdens de Beeldenstorm. Maar... het paneel in de Grote Kerk in Alkmaar mocht blijven hangen, ook na de Reformatie. Wat zou dan wel Details uit het derde tafereel na verwijdering van de over schilderingen en de opvulsels. Foto Rijksmuseum Amsterdam. Het derde tafereel: 'Het kleden van de naakten'. OUDALKMAAR - 43

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2019 | | pagina 9