Zoals bij veel kerkmodellen is het dek verhoogd om zodoende vanaf de grond het maken van niet zichtbare details te vermijden. uit en moest noodzakelijkerwijze worden vernieuwd. De blinde steng op de boegspriet is weer op de juiste wijze gemonteerd door het restant van de knie daar aan te vul len, de bezaansmast is ontdaan van zijn niet historische bramsteng en de beschadigde marsen en zalingen zijn gerepareerd. De overtollige halsklampen zijn verwijderd, evenals het luik op het campagnedek en de kaapstander op de bak. Een nieuwe zetplank in de midscheeps is toe gevoegd. De krul op de leeuw is bijgemaakt en het loden deel van de ankers is vervangen door hout om een gerin gere belasting voor de ankerstokken te vormen. De vlag- genstok op de campagne staat dankzij een nieuwe knie weer in zijn oorspronkelijke stand. De lantaarns heb ik gehandhaafd, hoewel ze op de foto van 1924 niet te zien zijn. Ze zijn weliswaar niet buitengewoon mooi gemaakt, maar ze kunnen origineel zijn geweest en net als andere losse onderdelen ten tijde van de foto in het ruim van het schip opgeborgen zijn geweest. Verder is het verguldsel, dat in de zeventiende eeuw was overgeverfd met brons- verf, opnieuw aangebracht en zijn de beschilderde delen van het snijwerk aan de spiegel voorzichtig ontdaan van een laag vervuilde vernis, waardoor de oorspronkelijke kleuren weer tot hun recht komen. De vlaggen tenslotte zijn een verhaal apart. Fons Kramer heeft in 1985 om goede redenen de oorspronkelijke te zware ijzeren exemplaren vervangen door kunststof. Ik ben een groot bewonderaar van Fons, maar ik vond zowel de materiaalkeuze als de kleuren niet passen bij het schip. Ik heb de vrijheid genomen van 0,5 mm dik latoenkoper (bladkoper) nieuwe vlaggen te maken, die werden gekopieerd van de originele ijzeren exemplaren. Fons' leeuw op de vlag aan de grote mast was veel mooi er dan het zeventiende-eeuwse exemplaar, maar ik heb in het kader van de authenticiteit toch gekozen voor het kopiëren van het originele enigszins knullige ontwerp. Latoenkoper heeft niet alleen het voordeel dat het licht is, maar het laat zich ook in mooie plooien buigen, zodat het stijve van de originele vlaggen en hun eerste vervan gers is verdwenen. DRIEDEKKER? Aan de romp van het model valt nog wel iets eigen aardigs op te merken. Van opzij bekeken stelt het een normale, zij het extreem zwaar bewapende tweedekker voor. Zestien poorten op het onderste dek is voor Neder landse begrippen niet reëel. Wie echter de kans krijgt een blik op het dek te werpen ziet iets merkwaardigs. De plaats van het bovendek heeft niets te maken met waar 80 - OUDALKMAAR die eigenlijk zou moeten zitten. Het zit ter hoogte van de bovenkant van de verschansing en dekt de kanonnen op het bovendek af, waardoor de verschansing feitelijk tot nul is gereduceerd. Hebben wij hier te maken met een vroege driedekker? Nee, een driedekker had een boven dek dat tot stand was gekomen door de verbinding tus sen de bak en het halfdek. Maar de bak en het halfdek op dit model zijn nog duidelijk onderscheiden van de rest en steken nog boven het dek uit. De conclusie moet zijn dat, omdat het model opzettelijk is gemaakt als kerkmodel en daarom van bovenaf nooit te zien zou zijn, de maker het niet nodig heeft geoor deeld de dekken met alles wat daarop te zien was rea listisch weer te geven. Het geplaatste dek is eigenlijk een kap, die de constructie van het model, dat eigenlijk uit een uitgehold blok hout bestaat, verbergt. Dat bespaarde de bouwer het maken van vele details zoals knechten, nagelbanken en kanonnen. Hij koos voor over-geproporti- oneerde kanonslopen die eenvoudig in gaten in de romp zijn gestoken. Dit artikel is eerder verschenen in Scheepshistorie 19, juni 2015. Ab Hoving is gepensioneerd hoofd van het restauratieatelier Nederlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum Amster dam. BRONNEN: Arnoldus, D.P.: 'Het raadsel van het perkament': in: Hollands Noorderkwartier nummer 24, jaargang 9 nummer 3, april 1995. Dik, G.C.: De Zeven Provinciën, een poging tot reconstructie... Franeker 1993. Poel, J.M.G. van der: Scheepsmodellen in Nederlandse ker ken, Enkhuizen 1987. Stierp-Impinck, A.C.: 'Speelder, Sybert Pietersz, wat is er van hem bekend?': in: Hollands Noorderkwartier, nummer 24, jaargang 9 nummer 3, april 1995. CORRECTE PROPORTIES De om perspectivische redenen toegepaste vervorming van de romp, die bij kerkschepen vaak valt op te merken, bestaand uit een sterk verkleind onderwaterschip en te grote tuigage ontbreekt hier helemaal. Nauwkeurige opmeting aan de romp heeft aan het licht gebracht dat de holte ongeveer 3 Y voet, omgerekend ruim een meter, te klein is. Verder ontbreekt de golvende waterlijnvariant, die vaak op kerkschepen wordt aangetroffen. De romp en masten van dit model zijn bijzonder goed gepropor tioneerd weergegeven, zoals van een scheepsbouwer verwacht mocht worden. Behalve de verminderde holte is ook de waterlijn, aangegeven door het witte onderwa tergedeelte, ca. 3 centimeter lager geschilderd zodat het onderwaterschip van beneden gezien toch niet zo groot oogt. Een duidelijke concessie aan de werkelijkheid van dit model, dat op een schaal van 1: 38,5 (dat is 3,5 voet op een duim) erg realistisch is gebouwd. Al met al hebben we hier te maken met een uitzonderlijk en uniek scheepsmodel dat inderdaad als een 'cieraat' voor de kerk kan worden beschouwd. Aanzichten (p. 80) en details van het gerestaureerde model. (foto's: Joop Elzinga). OUDALKMAAR -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2018 | | pagina 13