"De Alkmaarsche
Tram-Omnibus in
de wending zoals
28 maal per dag
moest geschieden".
overwogen om de paarden aan het eind van het seizoen
te verkopen, om in de zomer weer met een vers stel
paarden te beginnen en zo te besparen op onderhouds
kosten in de winter. Maar het plan bleek toch te weinig
winstgevend en er werd gesproken over liquidatie. Toen
kwam de vereniging met het idee om een dienst binnen
de stad te exploiteren, die reizigers van het centrum van
de stad naar het station zou vervoeren.
DE PAARDENTRAM
De exploitatie van de omnibus was succesvol en de Tram-
vereeniging vroeg een concessie aan bij de gemeente
om de omnibus in een paardentram te veranderen. Die
werd 31 oktober 1894 verleend, waarmee het aanleggen
van de trambaan kon beginnen. De voorwaarde was dat
de tramvereniging een naamloze vennootschap zou wor
den, wat in 1895 gebeurde - met behoud van de oude
naam. Het grote voordeel van een paardentram over rails,
in vergelijking met de omnibus, was het vervoersgemak.
Reizigers hadden dankzij de rails minder last van ge-
hobbel over de straatstenen. Daarnaast kon de tram iets
sneller gaan, doordat de wagon op rails minder weer
stand te verduren heeft dan op straatstenen. De tram zou
dezelfde route als de omnibus gaan rijden, in aansluiting
op de treinen naar Amsterdam en Den Helder.
Er was sprake van een aanpassing in de route, zodat de
trams de aanlegplaats van de Alkmaar Packet aan de
Limmerhoek als eindpunt zouden hebben. Het bestuur
van de tramvereniging was echter bang voor de reactie
van een van de wethouders (en de eerste archivaris van
Alkmaar), C.W. Bruinvis. Waar die angst vandaan kwam,
wordt niet duidelijk. Dat die ongegrond was, blijkt later
wel. Wanneer een van de betrokkenen Bruinvis spreekt
over het plan, dat de wethouder blijkbaar nooit ter ore
was gekomen, zou hij gezegd hebben: "had dit maar ge
daan, jelui hadden wis en zeker mijn steun gekregen."1
Hoewel de aanpassing van de route niet door ging,
kwam de paardentram er wel. Een oude wagon werd
naar Den Haag gestuurd om te worden omgebouwd
voor een nieuw leven op het spoor. Dat gebeurde, maar
toen de aangepaste wagon teruggestuurd werd naar
Alkmaar op een open goederenwagon, stak een storm
op. De wagon waaide bij Castricum van de trein en bleek
niet te redden. De vereniging kreeg geen schadevergoe
ding, maar men liet het hoofd niet hangen: er werd een
nieuwe wagon besteld, die 3 januari 1895 arriveerde in
Alkmaar. Nog dezelfde maand werd de nieuwe tram-
dienst geopend.
De beginjaren van de Alkmaarse paardentram verliepen
voorspoedig. Er werd al snel een tweede wagon aange
schaft en in 1905, tien jaar na de oprichting, werd een
tweede lijn aangelegd. Alkmaar was gegroeid, vooral
richting de Hout, en het werd rendabel geacht om ook
een verbinding tussen de Vierstaten en het station te
leggen. Die nieuwe lijn kwam er, inclusief remise aan de
Kennemerstraatweg. Maar al heel snel kreeg de tram
vereniging het financieel moeilijk. Voorname Alkmaar-
ders sprongen zelfs bij om de tram rijdende te houden.2
Vervolgens gooide ook de Eerste Wereldoorlog roet in
het eten. De oorlog betekende een omslagpunt voor alle
Nederlandse tramwegmaatschappijen. Vooral na 1916
kwamen tramexploitanten in de problemen. Voorraden
raakten uitgeput en arbeidslonen stegen. De door de
De paardentram voor de Grote Kerk te Alkmaar. Afbeelding
uit het artikelHet Alkmaarsch tramvraagstuk. (Een drama
op vier wielen en vier pooten.j" door Fjeerd Oldema, in Het
Geïllustreerde Gemeenteblad 4:2 (november 1922), p. 57-61.
De paardentram in de Langestraat, tijdens de laatste rit op
22 juni 1923. Collectie Regionaal Archief Alkmaar.
38 - OUDALKMAAR
De omnibus reed vanaf 1 oktober 1893
een vaste route van de Gewelfde Ste-
nenbrug, door de Langestraat, over de
Bergerbrug en via het Scharloo naar
het station. Het was een succes, maar er
bleken wat haken en ogen aan de ex
ploitatie te zitten. Zo had het gemeen
tebestuur besloten dat de omnibus niet
over de klinkergedeelten van de straten
mocht rijden, om herrie en onnodig ge-
hobbel te voorkomen. Het gevolg hier
van was dat de omnibus bij de Gewelfde
Stenenbrug telkens met de hand moest
worden gekeerd. Daarvoor moesten de
paarden in- en uitgespannen worden
en moest het personeel met mankracht
de zware wagen draaien. Er werd streng
op toegezien dat de wagen de klinkers
niet raakte door politieagenten die
regelmatig op het 'draaipunt' stonden
te controleren. Van deze bijzondere
situatie werd een foto gemaakt, die ver
volgens als gedrukte brief mét rouwrand
en spottekstje werd rondgestuurd door
Alkmaar. Al snel trok het stadsbestuur
het verbod in en mocht de omnibus
weer keren op de klinkers.
OUDALKMAAR - 39