In mei 1915
raakten de
financiële reserves
van het comité
uitgeput.
Via de gemeente
vroeg het comité
om regeringssteun
Naar aanleiding van deze mededelingen besloot het
Alkmaarse comité om zelf een onderzoek in Antwerpen
te gaan instellen en tegelijkertijd berichten van de vluch
telingen over te brengen aan hun familieleden. Op 19 of
20 oktober reisden de comitéleden Kuyper en Oudt, ver
gezeld van de Belgische journalist en vluchteling Adalbert
Homans, af naar Antwerpen, waar ze gesprekken voerden
met schepenen van de stad, de Duitse militaire comman
dant en de Nederlandse consul. Op 21 oktober stuurden
de comitéleden het volgende telegram naar Alkmaar:
'Adviseer neringdoende direkt naar hier te komen. Duit-
sche zijde is bezig gesloten zaken te forceeren. Ambachts-
liedens en sjouwerlieden kunnen hier ryk brood verdie
nen, vooral spoor en trampersoneel wordt terug verwacht.
Alles rustig'. Het telegram werd nog dezelfde dag in de
Alkmaarsche Courant gepubliceerd.
In Alkmaar had men intussen het bericht van het comité
niet afgewacht. Een politieagent ging op 21 oktober in
opdracht van de gemeente langs alle adressen waar
vluchtelingen waren ondergebracht, om de uit Antwerpen
ontvangen circulaire te tonen. Was het inderdaad veilig in
Antwerpen? De wisselende signalen zorgden ervoor dat
de vluchtelingen niet meteen massaal terugkeerden. Toch
koos uiteindelijk de overgrote meerderheid wel voor te
rugkeer. Vanaf eind oktober kwam een gestage stroom
van terugkerende vluchtelingen op gang. Er was ook een
groep die naar Engeland uitweek. De Engelse regering sti
muleerde de opvang van Belgische vluchtelingen, die de
plaatsen konden innemen van mannen aan het front. De
Engelse regering betaalde de overtocht en stond garant
voor gratis logies en voeding totdat men een baan gevon
den zou hebben. Het Alkmaarse comité coördineerde het
vertrek naar Engeland van Belgische vluchtelingen uit
Alkmaar en de omliggende gemeenten, voor zover deze
vluchtelingen via Alkmaar waren geplaatst. Op 26 februari
1915 vertrokken 96 vluchtelingen naar Engeland.
De vluchtelingen die naar België afreisden, kregen soms
spijt. Eind december 1914 vroeg het gezin Mouwen, dat
teruggekeerd was naar Antwerpen, of het toch weer naar
Alkmaar mocht komen. De vader had geen werk kunnen
vinden in Antwerpen. Hij had een kleine uitkering, maar
kon er niet van rondkomen. Het verzoek werd waarschijn
lijk geweigerd, de familie keerde in ieder geval niet terug
naar Alkmaar.
Er was veel werkloosheid in België. Begin 1915 werd er in
de Alkmaarsche Courant bericht dat ongeveer 100.000
mensen in Antwerpen en omgeving van steun moesten
leven. Een deel van de vluchtelingen in Alkmaar en omge
ving besloot mede om die reden hun terugkeer uit te stel
len tot betere tijden.
HET ALKMAARSE DOORGANGSHUIS SLUIT
Eind januari 1915 kreeg het Alkmaarse comité van de
gemeente te horen dat de oude ambachtsschool per
14 februari ontruimd moest worden, omdat de school
nodig was voor de huisvesting van 500 extra in Alkmaar te
legeren militairen. De gemeente bood geen vervangende
ruimte aan. Blijkbaar ging men er van uit dat het door
gangshuis vanwege het vertrek van veel vluchtelingen,
niet meer nodig was. In de oude ambachtsschool waren
begin februari nog 84 vluchtelingen aanwezig, waar geen
andere opvang voor te vinden was en ook nog eens circa
50 vluchtelingen uit Alkmaar en omgeving die wachtten
op het vertrek naar Engeland. Per brief lieten de vaste be
woners van het doorgangshuis aan het comité weten dat
ze gehoord hadden dat ze weg moesten. Ze waren bang
dat ze overgebracht zouden worden naar een van de
landelijke vluchtelingenkampen. Ze schreven dat het idee
in een kamp te moeten leven hun 'veel verdriet en hart-
pijn' zou bezorgen. Liever wilden ze elders in Alkmaar of in
een van de omliggende dorpen worden ondergebracht.
Het comité probeerde de vluchtelingen die naar Engeland
wilden, tijdelijk onder te brengen in een hotel in Rotterdam,
maar daar bleek geen plaats te zijn. Het Amsterdamse
vluchtelingencomité regelde daarop tijdelijke huisvesting
in koloniehuis Zwartendijk en kinderpension Huis ter Duin
in Egmond aan Zee. Op 10 februari werden de vluchtelin
gen van Alkmaar overgebracht naar Egmond aan Zee.
Van daaruit werden ze, voor zover ze niet naar België
vertrokken of waren meegereisd met de groep die op
26 februari naar Engeland uitweek, uiteindelijk toch over
gebracht naar landelijke vluchtelingenkampen in Uden
(maart 1915) en Nunspeet (juni 1915).
FINANCIËLE RESERVES UITGEPUT
In Alkmaar verbleven nu alleen nog vluchtelingen die
bij Alkmaarse burgers waren gehuisvest of zelf in hun
huisvesting konden voorzien. Het Alkmaarse comité bleef
de belangen van de Belgische vluchtelingen behartigen.
In april 1915 probeerde het comité nog huisvesting te
54 - OUDALKMAAR
regelen voor een groep Belgische vluchtelingen uit Zeeland
in het patronaatsgebouw van de Alkmaarse Laurentius-
parochie. Het parochiebestuur werkte uiteindelijk niet
mee en de opvang werd afgeblazen.
In mei 1915 raakten de financiële reserves van het comité
uitgeput. Via de gemeente vroeg het comité om regerings
steun voor de 22 vluchtelingen die op dat moment door
het comité van het nodige werden voorzien. De steun
werd inderdaad verleend, maar was karig: volwassenen
kregen voor voeding 35 cent per dag per persoon en
kinderen 20 cent. Later was het wel mogelijk om vluchte
lingen van 'betere stand' die niet langer in hun eigen
onderhoud konden voorzien - men sprak van de 'pauvres
honteux'- in aanmerking te laten komen voor een verhoog
de regeringssteun.
Het Alkmaarse comité bleef een belangrijke bemiddelende
rol vervullen. Bij alle aanvragen om financiële steun werd
het comité om advies gevraagd. Zo ook bij aanvragen om
gratis kleding en schoeisel. Deze hulp werd door de rege
ring verstrekt via het Amsterdamse vluchtelingencomité.
Het Alkmaarse comité bezat nog een klein eigen kapitaal
en sprong in noodgevallen wel eens bij.
DE LAATSTE OORLOGSJAREN
In de laatste oorlogsjaren waren in de meeste gemeenten
de aantallen Belgische vluchtelingen sterk afgenomen.
Op 1 januari 1916 waren er in Alkmaar 93 vluchtelingen. Dit
aantal steeg een jaar later toch weer tot 132. Het getal
bleef stijgen: in oktober 1917 waren er 160 vluchtelingen in
de stad. Van hen genoten 40 een regeringsuitkering. De
stijging van het aantal vluchtelingen werd voor een deel
veroorzaakt door regeringsmaatregelen. Belgische geïnter
neerde militairen kregen steeds vaker toestemming om
buiten de kampen te werken en te wonen. In Alkmaar
waren in 1918 maar liefst 44 geïnterneerde militairen
werkzaam. Ongeveer de helft daarvan werkte bij meubel
fabriek 'Eik en Linden'. Zeven van de geïnterneerden had
den ook hun vrouw en kinderen bij zich.
De meeste vluchtelingen keerden pas terug naar België
na afloop van de oorlog. Uiteraard gold dit ook voor de
geïnterneerde militairen. Het Alkmaarse comité bleef zich
tot het eind van de oorlog inspannen voor de Belgen.
Ze adviseerde over de toekenning van regeringssteun en
beoordeelde verzoeken om kleding en dergelijke, waarbij
OUDALKMAAR - 55