LAATMIDDELEEUWSE HANDSCHRIFTEN VAN ALKMAARSE KLOOSTERS Joost Cox #iMwechiafinn)(fCii/h f a fc Ïöciimmitn- I bcvfiC f E Een driemaster aangemeerd aan de Bierkade. Foto van J. Steijn uit 1983. Collectie Regionaal Archief Alkmaar een knooppunt van waterwegen met een economisch belangrijk achterland. Purmerend en Kogerpolder haalden in menig jaar vaak honderden scheepsbewegin- gen per jaar, terwijl Alkmaar meestal niet meer dan enkele tientallen haalde. In Alkmaar zijn gedurende een halve eeuw zo'n 1000 zeeschepen gearriveerd en ver trokken. Als je dat vergelijkt met de gedane investering in het Groot Noordhollands Kanaal, waarbij Alkmaar en de omliggende gemeenten veel meer betaalden dan Purmerend, heeft Alkmaar per zeeschip honderden keer meer geïnvesteerd dan Purmerend. Had Alkmaar extra bedrijvigheid in de vorm van scheeps bouw? Ja, maar weer in beperkte mate. De werf van J. Bagge, later geheten 't Hondsbosch, bouwde voor 1850 zes schepen waarvan de eerste zeewaardige in 1837. Daarmee gaf die werf uitvoering aan de wens van het rijk voor schepen van Nederlandse makelij. Pas in 1856 werd het eerste schip gebouwd door de werf Nicolaas Witsen te Alkmaar te water gelaten. De jaarverslagen van de provincie Noord-Holland geven aan dat de werven in Alkmaar een moeizaam bestaan leidden in het midden van de negen tiende eeuw. Ze bestonden voornamelijk van reparatiewerk en het bouwen van vletten. In Amsterdam werden tientallen schepen per jaar te water gelaten, dertig tot veertig keer zoveel als in Alkmaar. Wel heeft het kanaal de binnenscheepvaart naar en door de stad geïntensiveerd. Het is mogelijk dat de daaraan gekoppelde bedrijvigheid en handel zo profijtelijk was voor de stad, dat het geld dat geïnvesteerd was in het kanaal een prima investering was. Maar in algemene zin denk ik op basis van de zeeschip bewegingen tot 1876 dat Purmerend en Kogerpolder ofwel de Zaanstreek meer van de zeeverbindingsfunctie van het Groot Noordhollands Kanaal hebben geprofiteerd dan Alkmaar, om over Amsterdam maar te zwijgen. HET EINDE VAN DE 'ZEEWEG' LANGS ALKMAAR In 1875 voeren 1054 zeeschepen naar Amsterdam, vier naar Alkmaar en 85 naar Purmerend. Een jaar later was het afgelopen met de grote stroom zeeschepen langs Alkmaar. In dat jaar was het belang van het Groot Noordhollands Kanaal voor de Amsterdamse haven alweer teniet gedaan door de opening van het Noordzee kanaal. Mede door de introductie van stoomvoortstuwing werden de schepen veel langer dan de 65 meter sluis- lengte. Het aanleggen van nieuwe sluizen, het verbreden, het verdiepen, en rechter maken van het Groot Noord hollands Kanaal zou veel duurder zijn. Daarom begon men in 1865 met het graven van het Noordzeekanaal om Amsterdam met de zee te verbinden. In het jaar 1880, vier jaren na de opening van het Noordzeekanaal, waren de aantallen scheepsbewegingen voor Alkmaar en Purmerend vergelijkbaar met die van 1875: bijna honderd voor Purmerend en bijna nul voor Alkmaar. Nog maar zeven zeeschepen voeren via het Groot Noordhollands Kanaal naar Amsterdam. Dat is een reductie van 95% van het aantal dat in 1875 Alkmaar passeerde: het duidelijke eind van het kanaal als waterweg van zee naar Amsterdam. BRONVERANTWOORDING Gegevens omtrent scheepstypen verkreeg ik via de website van de Stichting Maritiem-Historische Databank (Marhisdata). De Alkmaarsche Courant gaf wekelijks een lijst van 'Gepasseerde Schepen door Alkmaar langs het Groot Noord-Hollands Kanaal'. Het Verslag van den Toestand der Provincie Noordholland uit de jaren 1852 tot en met 1880 leverde de getallen voor de zee scheepvaart op en door Alkmaar, Purmerend en Kogerpolder. 12 - OUDALKMAAR Zoals het wel vaker gaat, je zoekt naar een specifiek voorwerp en je komt toevallig iets anders tegen... Dat was ook in dit geval zo: op zoek naar een boek in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam kwam ik toevallig een verwijzing tegen naar een handschrift uit 1406, dat in het bezit was geweest van het klooster Oude Hof in Alkmaar. Dat leidde weer naar een Repertorium van Middelnederlandse handschriften uit kloosters in de Nederlanden.1 Daarin stonden verwijzingen naar een getijdenboek en nog twee handschriften die ooit in het bezit waren van de kloosters Oude Hof en Jonge Hof. Bij het schrijven van dit artikel werd nog een getijdenboek en een handschrift aangetroffen. Aan die handschriften was tot nu toe in Alkmaar geen aandacht geschonken; zij werpen nader licht op het geestelijk en dagelijks leven van de kloosterzusters en -broeders in Alkmaar in de late middeleeuwen. Het op perkament en in het Middelnederlands geschre ven handschrift uit 1406 bevond zich in het boekenbezit (librije) van het Sint Catharinaklooster of het Oude Hof. Het is 'verluchtigd' (geïllustreerd): het bevat ingekleurde initialen met een kleine randversiering. Dat het hand schrift uit 1406 dateert, lezen we op de laatste pagina (f. 135v): "Dit boec is gheeyndet in den iaer ons heren dusent vierhondert ende ses des dinxdaghes voer sente jan baptisten gheboerte. Bidt voer den scriver om god onsen lieven heer." De tekst bevat twee werken, namelijk Het leven van Jesus (Vita Christi) en Een onderscheit van cleynmoedicheit ende van wanhopen. Deschamps merkt over het eerste werk op: "Op het einde van de 14de eeuw maakte een anonymus, waarschijnlijk een Rijnlandse kartuizer, onder de titel Vita Jesu Christi een compendium uit de Meditationes vitae Christi van pseudo-Bonaventura en de Vita Christi van Ludolphus Handschrift uit 1406. Uitsnede van de laatste pagina; met de tekst: Dit boec hoghen die susteren ta[l]cmaer int convents huus van sinte katrinen after die kerke. Universiteitsbibliotheek Amsterdam. van Saksen. Blijkbaar bedoelde hij een niet te omvangrijk werk samen te stellen, geschikt als handleiding bij het overwegen van het leven en het lijden van Christus. Waarschijnlijk behoorde hij tot de kring van de Moderne Devoten, die zich beijverden geestelijke lectuur in de landstaal onder de leken te verspreiden."2 Het tweede werk is van de hand van Willem Jordaens (ca. 1321-1372). Hij stamde uit een adellijk Brabants geslacht, studeerde theologie in Parijs en deed in 1351 zijn intrede in het klooster Groenendaal nabij Brussel; de prior daar van was Jan van Ruusbroec. We weten dat dit handschrift tot het boekenbezit van de zusters van het Oude Hof behoorde door een bezitters- notitie, ook op de laatste pagina: "Dit boec hoghen die susteren tacmaer int convents huus van sinte katrinen after die kerke." Eeuwen later dook het weer op in Amsterdam in de collectie handschriften van de kerk historicus prof. dr. Willem Moll (1812-1879). Die collectie werd in 1880 aangekocht door de bibliotheek van de Gemeente Universiteit van Amsterdam, nu de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (ms. I G 44). KLOOSTERS IN ALKMAAR Toen rond 1200 de stedelijke ontwikkeling in Nederland op gang kwam, werden ook in de steden kloosters gevestigd van de ordes van norbertijnen, kruisheren, franciscanen, dominicanen, augustijnen en karmelieten en hun vrouwelijke equivalenten. Deze monniken en OUDALKMAAR - 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2018 | | pagina 8