Logboek van de padvindsters en van een verkennerstroep.
Collectie scouting St. Laurentius
gevraagd om te zorgen voor een erewacht, het
aannemen van bloemen en het halfstok hijsen en
strijken van de vlag bij het oorlogsmonument aan de
Harddraverslaan. Meestal waren (en zijn) het De
Geuzen die deze taak op zich namen. Toen het
jubileum van een halve eeuw padvinderij in
Nederland werd gevierd, in 1960, was het thema
'verkennen in de gemeenschap'. Op een zaterdag
middag in maart verzamelden de verkenners van de
Dirk Duyvelgroep en een selectie van de verkenners
uit de VKJB zich in het Bosplan-Overdie om onder de
deskundige leiding van de heer Wijgers van de
Plantsoenendienst 1000 elzen te planten.
VERHUIZINGEN EN FUSIES
De Laurentiusgroep heeft nog heel wat jaren in de
binnenstad gezeten, in een pakhuis aan de Nieuw-
straat 28, tochtig en koud. In 1949 deed Hopman
Buissink een verzoek aan het RK Kerkbestuur om een
urinoir aan de achterzijde van het gebouw aan te
brengen. Voor die tijd moest men zich behelpen met
de urinoirs op het schoolplein. Of het verzoek
gehonoreerd is weet ik niet. In ieder geval kon op
1 juni 1959 een nieuw troeplokaal worden betrokken
aan de Stalpaertstraat in de Overdie. De Impeesa,
het blad van de St. Laurentiusgroep, wijdde er een
apart nummer aan. Zoals de aalmoezenier het zei:
"Wat misten we een speelruimte buiten. En welpen
en verkenners spelen juist zo graag hun spel buiten
in Gods heerlijke vrije en blije schepping." Ook de
Dominicusgroep verhuisde van de Ruysdaelkade
naar de Stalpaertstraat. De Don Bosco groep zit nog
steeds in het honk op de Bernhardlaan, naast de
Schutterswei.
De Geuzengroep, die al langere tijd de Phoenix wilde
verlaten voor een eigen troephuis, vond een terrein
aan de Westerweg ter hoogte van de Rector
Frederiklaan. Ze kon voor fl. 2000 een Zweedse
barak kopen die achter het Centraal Ziekenhuis had
gestaan voor de verpleging van TBC-patiënten.
Vanwege protesten van omwonenden duurde het
tot 1961 voor de nieuwe Geuzenkorf in gebruik kon
worden genomen.
De jaren zestig brachten ontwikkelingen bij de
katholieke verkenners. De VKJB (Verkenners van de
Katholieke Jeugdbeweging) werd in 1961 toch weer
omgedoopt in de Katholieke Verkenners. In Alkmaar
werd in maart 1964 na een interim-periode eindelijk
een nieuwe commissaris geïnstalleerd, de heer M.
Grooff. De verkenners en welpenverenigingen van de
Sint Joseph parochie, die de naam Don Bosco
voerden, fuseerden in 1964 met de Pius X-groep.
Waarschijnlijk had deze groep niet zo lang bestaan,
want de Pius X parochie ontstond in de jaren 1960 in
de nieuwe wijk De Hoef. De groepen gingen verder
onder de naam 'Interparochiële verkennersgroep
Don Bosco Alkmaar-West' en kreeg een nieuwe
groepsdas met een Balmoral Schotse ruit. Bij het
troepenhuis De Kroft vond op plechtige wijze de
installatie plaats van aalmoezenier Ribbink, drie
leidsters en vier leiders die de belofte aflegden ten
overstaan van de districtscommissaris.
Er kwam nog een nieuwe interparochiële groep. Op
26 september 1964 werd op een zoldertje in de
Een vlet van de Marco Pologroep op het Alkmaardermeer, 1964
66
Baanstraat de Marco Polo zeeverkennerspatrouille
opgericht. Toen er zes leden waren vonden ze
onderdak in een buurthuis aan de Stalpaertstraat en
konden ze varen in een geleende kano en klein
zeilbootje. De groep groeide uit tot de waterscouting
groep Marco Polo. In 1968 kon voor een symbolisch
bedrag de tjalk Res Nova worden gekocht. Dit zou
het nieuwe hoofdkwartier worden met een vaste
ligplaats aan de kade van de Voormeer, ook voor de
vletten. Het wachtschip is al ruim 115 jaar oud en
heeft als historisch schip vele aanpassingen
ondergaan: van een zeilende tjalk tot vrachtvaarder
tot een wekelijks verblijf van de scouts.
De Dominicusgroep is waarschijnlijk in 1971
opgeheven en opgegaan in Marco Polo. Deze werd
uitgebreid met een meisjesafdeling en later met de
Wilde Vaart en de Stam voor de oudere leden en het
ledental steeg tot 80. Een poging zelf vletten te
bouwen mislukte, maar uiteindelijk bestond de vloot
toch uit vijf lelievletten die zomers worden gebruikt
op het Alkmaardermeer.
OP WEG NAAR SCOUTING NEDERLAND
Eind jaren zestig kende Nederland vier overkoepe
lende organisaties: de Nederlandse Padvinders, het
Nederlandse Padvindstersgilde, de Katholieke
Verkenners en de (eveneens rooms-katholieke)
Nederlandse Gidsenbeweging. Geleidelijk aan waren
de verschillen tussen deze organisaties kleiner
geworden. Zowel de padvinders als de verkenners
waren overgestapt op de baret in plaats van de
kenmerkende grote hoed. Bij steeds meer activitei
ten zag je jongens en meisjes samen. De ontkerkelij
king ging een rol spelen. Hier en daar liep het aantal
leden terug. In 1968 werd de Landelijke Padvinders
Raad omgezet in de Federatie Scouting Nederland,
wat vijf jaar later resulteerde in een fusie. Op
6 januari 1973 kwam er eén overkoepelende
organisatie, de Vereniging Scouting Nederland.
Daarmee verdwenen de onderscheidende begrippen
padvinder en verkenner èn de kerk verdween uit
beeld. Zo heeft de Sint Laurentiusgroep wel de naam
behouden, maar geen katholieke signatuur meer.
Na de fusie werd het uniform totaal gewijzigd. Er
kwam een nieuwe broek of rok, de das bleef, het
dragen van een hoofddeksel was niet meer verplicht.
Iedere leeftijdsgroep kreeg een eigen kleur blouse,
tegenwoordig gedragen op een gewone spijker
broek. Het spel van scouting veranderde en het werd
officieel ook mogelijk om gemengde groepen te
hebben. Jongens en meisjes van 5 en 6 jaar oud
konden nu ook meedoen in een speltak, de Bevers
genaamd. De kabouters en welpen bleven bestaan
of werden later in gemengde vorm ook Esta's
genoemd. Wat vroeger de verkenners of padvinders,
gidsen of padvindsters waren, de leeftijdsgroep van
67