46 7.011 de blijvoit, leed hef echter üïet lang of eeitige Kcbippefsgasteii vervoegden zich aan het huis van den heer Sons-prelect, met vriendelijk verzoek te willen pcrtnil- teerrn, dat de Oranje vlag thans mede Op rlen aagtborn tjrogt worden gezetlief; welk dan oófc ai wecioroin door hem werd tegengegaandoch eindelijk., oj> aandrang (Jer Schipperijftöegde de heel' ferschtür hen toe: dat zij mueslen weten, wat zij dedenj dat hij het niet zoude tegengaan.; maar Vr hen oak geerui permissie toe gaf; het welk ook van dat gevolg was, dat, on geveer een half uur later,' men de Oranje ylag van den genoemden toorn, zag wap peren j die döor eenige jonge knapctl ten dien einde was aangeriragten alzoo men hen de sleutels dm Jarigs den gewone to ren trap naar Ij oven, ie kliutriién geweigert hadtwerd die vla» met; levensgevaar, doeh met eene Neacrlandsehe ZéemanS siouunoedigheid, op liet spits vair den toorn geplaatst, floot* zekeren schippersgast genaamd/Brouwer. Deze daad van onVer zsagtliefd g-scliiedc in het aanzien der gc- heele Burgerijrledl alles inet do groot ste rust en orde; vermits ijder een zich Terhoiigdeua.rivrzieit het des ander en- daags wedorost Marktdag moest vrorden^ dat Pagina 46 uit de eerste versie (1814) van Geldolphs boek 'Memorie van defensie' waarop de scene met het hijsen van de prinsenvlag beschreven is. Geldolph beweerde hier dat de beklimmer van de waagtoren 'Brouwer' heette, maar archivaris Bruinvis schreef er zo'n 100 jaar later in de marge al bij dat het diens knecht Johannes Douwes was. raden wie zijn grootste mikpunten waren. In geuren en kleuren omschreef hij hoe Verschuirs beslissingen 'niets anders dan alleen op zelfbehoud' berustten en hoe deze zich daarin liet sturen door 'slechts' ko lonel Van de Graaff. Ze onderdrukten in het geheim de gehele Nederlandse natie en vormden zo een groot gevaar voor Oranje. In het geval van Geldolph hadden ze van alles uit de kast gehaald om hem erin te luizen. Hij had tijdens zijn arrest zelfs de indruk gekregen dat de deur van zijn vertrek bewust open stond in de hoop dat hij zou ontsnappen, met de meest griezelige scenario's van dien. Hoe dan ook, toen het boek gereed was voor distributie namen de stadsbestuurders geen halve maatregelen. Ze kochten de hele partij op en vernietigden deze. Toch ontsprongen minimaal twee exemplaren de dans. Een daarvan heeft het Regionaal Archief Alkmaar nu en het exemplaar van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag is tegenwoordig ook op internet te lezen. Mogelijk is dit het exemplaar dat Geldolph tegen het einde van de zomer van 1814 aan de vorst aanbood. In zijn tweede poging om Oranje te bereiken benadrukte hij zijn 'allezints ongunstige positie' en verzocht zo spoedig mogelijk om 'protectie', omdat hij 'zoo lange miskend' was en 'zoo veel geleeden' had, en nog deed. En had hij omgekeerd in novem ber Oranje niet ook 'bescherming' gegeven? BRIEVEN VOOR ORANJE Zonder inkomsten stond Geldolph met zijn rug tegen de muur. In juli 1816 bemiddelden zijn familieleden en vrienden in een verzoening tussen Verschuir en hem. Hij liet zich overhalen zijn offensief te staken, 'door kommervolle omstandigheden gedwongen om opnieuw voor zijn belangen werkzaam te zijn'. Sinds de revolutie waren nog twee kinderen geboren en intussen was Johanna alweer in verwachting. En al was Margaretha helaas op achtjarige leeftijd overleden, het gezin kreeg naar verwachting nog meer kinderen te voeden (uiteindelijk elf). Voortaan zou hij afzien van zijn 'vermeende gezegten'. Als tegenprestatie werd hem in het vooruitzicht gesteld dat zijn lot zou verbeteren. Begin 1819 gaf hij een brief af voor koning Willem I, toen deze weer in Alkmaar was. Het was andermaal een verzoek in de militaire stand te mogen worden geplaatst. Als dit niet mogelijk was, verwachtte hij gezien zijn staat van dienst een pensioen. Ironisch genoeg bereikte zijn rekwest de koning niet direct, maar werd het in handen gesteld van burgemeester Verschuir. Toen hij van vrienden vernam dat deze het met een negatief rapport aan de koning had doorge stuurd, werd het hem weer teveel. Overmand door hopeloosheid werd hij 'door eene geweldige ziekte aangetast'. Nog altijd niet hersteld vernam Geldolph wat de burgemeester over hem aan Oranje had be richt. Hij zou zich in november 1813 schuldig hebben gemaakt aan oproer, plundering en diefstal. Hierop pakte hij de draad van zijn berichten aan Willem I op en zou de brieven voortaan aan hem richten zonder tussenpersonen. Soms ontving hij van de koning een persoonlijk 'vertroostend en bemoe digend antwoord', waardoor hij weer even moed vatte. Eénmaal kwam hij zelfs bij de vorst op audiëntie 78 in Paleis Noordeinde. Geldolph zal gespannen zijn geweest, want voor zijn inkomsten en carrière hing er veel van af. Willem I, die door politieke tegenstan ders als eigengereid en autoritair werd bestempeld, wenste gehoorzame burgers te ontvangen. Vandaag werd hij geconfronteerd met die volgens velen lastige en bemoeizieke visventer. Het bracht geen resultaat. En dus schreef Geldolph door, jarenlang, tot zijn dood, 'smeekende en biddende', met veel dank en eerbied. De wanhoop straalde van zijn woorden af: "Ach Sire! Met een gebroken hart en met tranen in de oogen leg ik dezen onze ziel grievende toestand aan Uwe Majesteit bloot, - Redt toch Sire! Redt ons! - of, hebben mijne opofferingen aan Vaderland en Vorst gedaan, zulks niet verdiend?" Waarschijnlijk komt Geldolphs gedrag zo langza merhand bij u over als onbeschaamd, overmoedig of verongelijkt, maar uitgebreid brievenverkeer hoorde nu eenmaal bij de cultuur van de negentien de eeuw. En vooral, de situatie van zijn familie was wel degelijk triest. In mei 1828 overleed Johanna in haar kraambed. Begin 1829 stierf ook een driejarig zoontje en in 1831 werd Geldolph 'door afmatting' zelf weer ziek. Ditmaal was zijn toestand zo ernstig dat zijn broer Adrianus zijn testament opmaakte, wat volgens Geldolph bewees 'hoe weinig het me delijden zijner famielje werkende was'. Sara trok als oudste dochter de stoute schoenen aan en nam het schrijven naar de koning over. Of Willem I wist wie hij überhaupt was valt te betwijfelen, maar wie weet beaamde de vorst al het commentaar op Verschuir wel. Geldolph had dan simpelweg de pech gehad dat zijn koning voor zijn volk geen inspraak weggelegd zag, en dat juist Verschuir zijn burgemeester was. Begin 1838 overleed Verschuir. Ook Geldolph had niet lang meer. Toch wilde hij nog met genoegen voor zijn koning en vaderland nuttig zijn en het verleden achter zich laten. In een laatste brief verzocht hij om 'verre' van zijn geboortestad de dood af te wachten met een goede post als visiteur (belastinginspecteur). De respons van het Ministerie van Financiën was negatief. Na zijn decennialange pogingen was het schrijnend om de reden voor zijn afwijzing te lezen: 'uit hoofde van zijne reeds vergevorderde jare' kon inmiddels niet meer aan zijn wens worden voldaan. Geldolph Adriaan de Lange stierf op 67-jarige leeftijd, op 13 december 1840. Acht van zijn dertien kinderen overleefden hem. Nooit had hij zich erkend gevoeld voor zijn revolutionaire daden of zijn klok kenluiden over het Alkmaarse bestuursbeleid. Men herinnerde hem niet als voortrekker van de vrijheid, maar als lastige koffiehuisautoriteit. Alle roem voor de bevrijding van 1813 ging naar de schippersknecht die de vlag op de waagtoren plaatste. Toch kreeg Geldolphs roepen in de woestijn uiteindelijk gehoor, want in 1914 werd om de honderdjarige vrijheid te vieren zijn Memorie van defensie heruitgegeven door zijn achterkleinzoon. Diens grootmoeder Sara had haar leven lang een origineel exemplaar verborgen weten te houden. De veel uitgebreidere masterscriptie van de auteur met de nodige verwijzingen en beide exemplaren van Memorie van defensie (die van 1814 en die van 1913) zijn te raadplegen in het Regionaal Archief Alkmaar. Hannes Douwes in 1863 bij de viering van 50 jaar bevrijding nadat hij in 1813 de prinsenvlag op de waagtoren had geplaatst. Collectie Regionaal Archief Alkmaar 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2017 | | pagina 13