1^3
f
Bidprentje van paus Pius IX
ontdekken viel. Na een heel reisverslag schrijft hij:
"wij zijn reeds in 17 Roomsche kerken geweest waar
onder uitmunt onze lieve vrouw ter (onleesbaar)
en voor al de graftombe voor Pius IX. Hij is van 't
schoonste marmer ingehouden ingelegen van goud
doch wat waag ik het te beschrijven het is onmoge
lijk dan ook de wijd beroemde Hoofd kerk Sint Pieter
het voorportaal is ingelegen van marmer, verschil
lende graftombes standbeelden meer dan leven
groot. Portaal is zeker drie maal zo groot dan onze
Sint laurens kerk". Hij vond het allemaal zo prachtig
dat hij ook schrijft dat hij een dagboek heeft gekocht
"om alles in op te schrijven en het zijn ouders en
zusters over twee jaar voor zal lezen".
Op 23 maart 1866 schrijft hij een brief uit Velletri,
een plaats circa vijftien uur gaans van Rome af ge
legen, en betreurt dat hij al in vijf weken geen brief
van thuis heeft ontvangen. "Wij hadden verleden
zaterdag met ons zessen Alkmaarders naar Rome
gewild ten einde naar de Heilige Vader te gaan
doch ik en Kuiper waren verhinderd omdat wij ziek
waren. Wij zijn hier in Velletri om de excercici te
leeren en dan gaan wij zeker weer verder." Kennelijk
waren de Alkmaarders in hetzelfde onderdeel on
dergebracht en trokken veel met elkaar op. En wat
in Rome liggen sinds kort ook de archivalia van de
zoeaven. Van tientallen van hen zijn deze met hun
originele inschrijvingen gefotografeerd en in het
Zouavenmuseum in Oudenbosch gedeponeerd. Een
Alkmaars voorbeeld is de inschrijving van Melchior
Witte. We kunnen er uit opmaken dat hij 1,72 meter
lang was, grijze ogen had, een lange neus en kas
tanjebruin haar, een hoog voorhoofd en een grote
mond, wat we in dit geval letterlijk moeten nemen.
Aangegeven wordt welke kledingstukken en wapens
aan hem zijn uitgereikt. Zelfs blijkt uit dat document
dat hij disciplinaire straf heeft gehad vanwege het
gooien van water op een boek en nogmaals voor het
uitgaan na een ziekmelding.4
EEN ANDERE WERELD
De brieven die de neven Visser, maar vooral Johannes
Mattheus, vanuit Italië naar hun familie in Alkmaar
stuurden zijn gebundeld in een brievenboek.5
Daaruit blijkt dat er naast vechten heel wat meer te
3
S
4
aten zij? "Aardappelen of Boonen of Makroni
met spek". Om de Alkmaarse familie een beeld te
geven: "De straten zijn smeerig dat scheelt veel met
Alkmaar. De wijn is goedkoop boter en kaas heel
duur en slegt."
In de daaropvolgende brief van 17 april, verzonden
uit Velletri, blijkt dat hij met Kuipers en nog tien
anderen naar Rome is geweest om zich te laten
fotograferen en een bezoek te brengen aan de Paus.
"toen kwam de H. Vader omringd van 5 kardinalen
bij ieder een van ons rond en schonk ons elk een
schoone zilvren madalje." Het maakte bijzonder veel
indruk op hem. Hij stuurde zijn zilveren medaille op
naar huis "en tevens een koperen welke ik ook van
den Heiligen Vader gekregen hebt tijdens de Retractie
van de Congregacie. Nu die is voor U Mietje, ik heb
hem u als eerste beloofd. Ik heb er nog 4 die zal
ik sturen bij de beste gelegendheid."
De volgende en ook laatste brieven van J.M. Visser
zijn uit augustus en september 1867, dus ruim een
jaar later. In dat jaar was veel veranderd, er was
weinig toeristisch nieuws meer, er werd gevoch
ten. De laatste dag in zijn dagboek als zoeaaf is 25
september 1867.
DE LEGERS VAN DE PAUS
1867 werd het jaar waarin de meeste strijd werd
geleverd. Troepen onder leiding van Garibaldi en
zijn zoon Menotti trokken de pauselijke gebieden
binnen. Hun doel was de verovering van Rome en de
stichting van de Republiek Italië. Keizer Napoleon III
stuurde Franse troepen naar Rome omdat hij geen
Italiaanse republiek wenste. Bij Bagnorea, Monteli-
bretti en Mentana leverden kleine troepen fanatieke
zoeaven slag tegen een overmacht aan garibaldisten
en wonnen de strijd. Vooral de slag om Mentana
werd een grootse overwinning voor de zoeaven,
die werden gesteund door goedbewapende Franse
soldaten. Hiermee was de rol van Garibaldi uitge
speeld en de positie van paus Pius IX gered. Voor
lopig althans, want toen in 1870 de Franse troepen
werden teruggetrokken kon de paus zich niet langer
verdedigen tegen het oprukkende leger van Victor
Emanuel en gaf zich over. Het was het einde van de
pauselijke staat. Pas in 1929 zou de paus opnieuw
staatshoofd worden van een door Mussolini erkend
Vaticaanstad.
Twee van de Alkmaarse zoeaven zouden omkomen.
Niet in de strijd voor de pauselijke staat, maar als
slachtoffers van de cholera, of, zoals toen gezegd
werd, als 'slachtoffers van hun heldhaftige naas
tenliefde'. Toen in augustus 1867 rondom Rome
cholera uitbrak, ontstond er paniek onder de lokale
bevolking. Visser schrijft: "De Italiaanders! Zij bezit
ten de moed niet op een half uur afstand een
Colera lijder aan te kijken. Zij kunnen niet anders dan
roepen en tieren de handen wringen en tieren en
roepen."6 De situatie was ook zeer ernstig: "Albano
is eene stad, van ongeveer 6000 zielen; de cholera
heerschte zoo verschrikkelijk dat er dagen waren,
waarop honderd lijders stierven en de bevolking
zoo moedeloos en verslagen was, dat tal van lijken
onbegraven bleven."
Een groep van veertig zoeaven waaronder twintig