m Het familiehuis van de Sonnaville in de Langestraat. Tekening van J. A. Crescent (particulier bezit) Langestraat. Het was in 1802 door Petrus gekocht en werd vervolgens bewoond door zijn hiervoor genoemde nakomelingen. Na de dood van Johannes Marie in 1920 werd het huis verkocht en is, zoals vele panden in de binnenstad, ten prooi gevallen aan het fenomeen 'winkelstraat' en later gesloopt. In 1926 werd het sinds 1877 bestaande bedrijf van Spruyt in dit pand in de Langestraat voortgezet. FAMILIE KOORN Een andere familie waaruit meerdere leden regent werden van het Hof van Johan van Nordingen was de familie Koorn, ook katholiek maar met een stevige basis in het bedrijfsleven. Jacobus Theodorus Koorn was als meester goud- en zilversmid firmant van de firma Wed. P. Koorn Zoon, "affaire in goud- en zil verwerken, diamanten, paarlen, koralen, crediten en schulden"; ook was hij boekhouder, administrateur, mede-eigenaar en directeur van zoutziederij 'De Eendrag', medeoprichter en firmant van J.T. Koorn Companie, regent van het R.K. Wees- en Armenhuis, secretaris van het college van regenten over de gevangenissen, lid van de gemeenteraad en wethouder van Alkmaar, lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland, hoofdingeland en heemraad van de Heerhugowaard en grondeigenaar. Hij was rond 1812 al een der hoogstaangeslagenen in Alkmaar en zou later nog 28 jaar regent van het Huis van Achten zijn. Eerst volgde zijn broer Christianus Jacobus Koorn hem op, ook hij was toen een der hoogstaangeslage nen in Alkmaar. Hij kocht aan het begin van de negentiende eeuw aan het Fnidsen een kruideniers zaak en bouwde die uit tot een grote handel in kolo niale waren (koffie, thee en kruiden). Zijn kleinzoon zou in 1908 dit koffiebedrijf doorverkopen aan Henri Peet, de vader van al weer een van de 90 Alkmaarse prominenten, Alfred Peet, 'de man die de wereld koffie leerde drinken'. In 1862 volgde Joannes Christianus (Jan), zoon van J.T. Koorn zijn oom als regent van het provenhuis op en bleef dat tot 1888. Jan was behalve adjunct-di recteur en firmant in de familiebedrijven lid van de gemeenteraad van Alkmaar, regent van het Huis van Arrest en Bewaring en van de Strafgevangenis, in 1863 medeoprichter en vervolgens secretaris van het kerkbestuur van de Sint Dominicuskerk, aan welke kerk hij ook een raam met zijn familiewapen schonk. Hij kocht in 1882 het bekende huis 't Moriaenshooft naast het stadhuis in de Langestraat, waar hij zes jaar later zou overlijden. Volgens de familieoverlevering zou hij zijn levenseinde hebben voelen aankomen Erker met stoelen in 't Moriaenshooft waar J. C. Koorn zijn laatste levensuren doorbracht. Foto uit 1945. Collectie Regionaal Archief en daarom zijn maatregelen om enigszins in stijl te sterven hebben getroffen: hij zou een bad hebben genomen, zich hebben geschoren en in rok plaats hebben genomen in de fraaie erker van het huis, uitkijkend over de Langestraat, waar hij niet lang daarna het tijdelijke met het eeuwige verwisselde en waar zijn huishoudster hem dood aantrof. Het re gentschap van het Huis van Achten werd vervolgens overgenomen door zijn neef Theodorus Lambertus Koorn, zoon van Christianus Jacobus. Het huis van Jan vererfde op een zuster die gehuwd was met de houthandelaar en reder Gerhardus Adrianus Conijn. DE TWINTIGSTE EEUW Op 20 januari 1840 begon Adrianus J. T. Conijn, koopman in Edam, op een reeds eeuwen bestaande werf in Alkmaar voor zijn zoon Gerhardus Adrianus een houtwerf met twee zaagmolens. Aanvankelijk voerden schepen uit Scandinavië de vuren en grenen stammen aan. Die stammen werden in de molens verzaagd tot bouwhout. Het bedrijf van Gerhardus had als firmanaam 'G.A. Conijn Zoon'. Anthonius, een andere zoon van A.J.T Conijn, werd apotheker. In 1851 had hij een apotheek gevestigd in het pand Mient 13, welk pand al in 1640 wordt genoemd. Hij kocht het voor drieduizend gulden en noemde het 'De Aloë'. In de voorgevel bevinden zich uitgesneden aloë's. In de hardstenen stoep staat 'A. Conijn Az 1852'. Hij was lid van de gemeenteraad van Alkmaar en regent van het R.K. Wees- en Armenhuis. Een zoon van Anthonius, Adrianus Marie, werd arts en trouwde in 1897 met een dochter van de hiervoor al besproken Johannes Marie de Sonnaville. Adriaan had een eigen praktijk met veel katholieke patiënten, maar was ook stadsdokter. Er waren tussen 1925 en 1935 vier Alkmaarse doktoren, die buiten hun praktijk om als dokter pro Deo werden aangewezen om de arme mensen van alle gezindten, die het ziekenfonds niet konden betalen, te helpen. De doktoren wisselden elkaar per maand af. In 1918 kocht Adrianus Marie een huis, erf en tuin aan het einde van de Laat op nu nummer 208 van de weduwe van P.H.M. Ibink Melenbrink, een wijnkoper die van 1894 tot 1902 regent van het Huis van Ach ten was geweest. Adriaan was zelf acht jaar regent van dit provenhuis. maar gaf die functie op toen in 1929 het Stadsziekenhuis werd gesloopt en hij naar Nijmegen vertrok. Het was zijn achterneef de houthandelaar Gerhard Adriaan Conijn, die ook regent van het Huis van Achten zou worden: hij volgde in 1931 Gerrit van den Bosch op. Gerrit Conijn was in Alkmaar een zeer bekende en populaire figuur en hij heeft ook in het gemeenschapsleven een vooraanstaande plaats ingenomen. Hij was lid van het college van regenten van het vroegere Huis van Vieren, van de strafge vangenis en bestuurslid van de Ambachtsschool van Alkmaar en omgeving. Als enthousiast watersport beoefenaar was hij mede-oprichter en bestuurslid van de Alkmaarse Roei- en Zeilvereniging en was mede-oprichter en actief lid van de Vereniging Veilig Verkeer. Gerhardus Adrianus Conijn trouwde in 1906 met Marthe Schröder. Het echtpaar kreeg vijf kinderen: drie dochters en twee zonen. Zoon Adrianus Jacobus Theodorus, Addy maar doorgaans Ed genoemd, studeerde rechten in Amsterdam en werd daar advocaat en procureur. Na enige tijd als advocaat te hebben gewerkt stapte hij over - eerst gedeeltelijk, later helemaal - naar het familiebedrijf om in te springen voor vader Gerrit, die het door ziekte regel matig moest laten afweten. Ed had het voornemen om zijn vader in de loop van 1947 als regent op te volgen, maar toen wierp Jean c.q. Jan de Sonnaville secretaris van Bergen (en van de Schermeer) en later burgemeester van Akersloot zich met succes op als kandidaat-regent. Over de jongste zoon, Fritz Conijn, een van de vooraanstaande verzetsstrijders van Noord-Holland Noord is in 2015 door Doeko Bosscher in Haast om te sterven. Het korte leven van verzetsman Fritz Conijn alsook in ons jubileumnummer over 90 prominente Alkmaarders al uitgebreid geschreven. Eerdere artikelen van Marjanne Kloeg over het Huis van Achten stonden in Oud Alkmaar van 2009 (nr.3, p.65-73), 2012 (nr.2, p.29-39) en 2013 (nr.3, p.57-69). 79

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2016 | | pagina 13