en het personeel zoals de huismoeder. Belangrijkste
taak was echter het beheer van het vermogen waar
mee het hof in stand gehouden kon worden.
FAMILIE SEVENHUYSEN
Adriaen Cornelisz. Sevenhuysen was regent en
rentmeester van het provenhuis tot zijn dood in
1669. Zoals gezegd was hij gereformeerd, lid van de
vroedschap, schepen en burgemeester van Alkmaar.
Tevens zeilmaker en kapitein. Hij was getrouwd met
Elisabeth Symons en sinds 1658 met Maria Coorn,
die ook regentesse was.
Zijn oudste zoon mr. Cornelis Adriaensz. volgde
hem op van 1671 tot zijn dood in 1682. Zij waren
de eerste en laatste twee regenten die tegelijker
tijd ook rentmeester waren. Na 1682 werden deze
functies van elkaar gescheiden. Het regentschap van
Cornelis werd overgenomen door zijn broer Simon
Adriaensz., die elf jaar regent zou zijn. Simon was
zeilmaker op de Voormeer in Alkmaar, schepen, lid
van de vroedschap, burgemeester, weesmeester,
kerkmeester van de Grote Kerk in Alkmaar en eige
naar van het huis Bierkade 10, de latere bierbrou
werij 'De Burg'. De zoon van Simon, mr. Adriaen
Simonsz. Sevenhuysen volgde zijn oom Cornelis op
als rentmeester in het Huis van Achten. Hij was ook
burgemeester en regent van het Burgerweeshuis in
Alkmaar. Zijn zoon Gijsbert Adriaensz. nam niet al
leen de functie van rentmeester over van zijn vader,
maar ook het pand aan de Bierkade. Zijn dood in
1745 betekende het einde van de bijna honderd jaar
durende werkzaamheid van deze familie voor het
Huis van Achten.
DE ANDERE DRIE BOUWHEREN
Jacob van der Nieuwstadt was slechts acht jaar
regent, tot zijn overlijden in 1664. Hij was baljuw
en schout in Egmond Binnen; later vroedschap en
burgemeester van Alkmaar; dijkgraaf van de Uitwa-
terende Sluizen en hoofdingeland van de Schermer
polder. Zijn derde echtgenote Digna van Gelre wordt
in de lijst van 'vrouwen regentessen' genoemd.
Deze lijst in de boeken van het provenhuis bevat de
namen van zeven vrouwen.
De beide andere eerste regenten waren katholiek.
Willem Jansz. Camaij was slechts vier jaar regent. Hij
was 'zydelaekenkooper' en heemraad van de Zijpe.
Twee jaar na zijn dood schreef de dichter Jan Vos
een voor die tijd gebruikelijk lofdicht over Willem
Camaij:
Hier leeft Kamey van verf, nu 't lichaam is begraaven:
Zyn deugden leeven op de tongen van 't gemeen.
Niet houdt 'er langer standt dan loffelyke gaaven.
't Volvoeren van zyn plicht besluit men met geen steen.
Zoo gaat hy, spyt de Doodt, dwars deur de starren streeven.
De deugt is machtigh om het sterven t'overleeven.
Mr. Jan Coetenburg, advocaat te Amsterdam, was
regent tot 1691. Zijn broer Maerten werd eveneens
regent van het Provenhuis, hun broer Reynier was
pastoor in Alkmaar en zus Ida Coetenburg wordt ver
meld in de lijst van regentessen. Haar man Jordaen
Stoop werd regent en hun twee zonen zouden ook
de andere familieleden als regent opvolgen: Reynier
Jacob gedurende zeventien jaar en Adriaen geduren
de vier jaar. Dat ook deze familie tot de elite gere
kend kan worden blijkt onder meer in de begraafak-
te van Jordaen Stoop uit 1668; daarin wordt vermeld
dat er "3 uuren is geluijt, te laet, de kist te breet en
te hoogh. Fl.50,In de stadskeur van 1655 staat
dat men op tijd in de kerk moest komen en na de
begrafenis mocht er geen wijn of bier worden ge
nuttigd. Men kon hier tegen flinke vergoedingen van
afwijken of extra handelingen laten verrichten. Het
luiden van de klokken was deftig, maar ook het met
opzet te laat aankomen van de rouwstoet in de kerk.
De boete van acht gulden per half uur die hierop
stond, werd regelmatig betaald, in het algemeen bij
ongeveer een kwart tot een vijfde van de begrafe
nissen. Soms maakte men het (vooral bij zeer chique
begrafenissen) zo bont dat de boete verdubbeld of
zelfs verdrievoudigd was.
Het kwam ook voor bij Pieter Jansz. van Steenhuy-
sen, regent van 1675 tot 1692. Hij was een neef van
Maria van Steenhuysen, de jong gestorven echtge
note van de stichter van het Hof, Johan van Nor-
dingen de Jonge. In de begraafakte wordt melding
gemaakt van "burgemeester 4 poosen geluyt en te
laet 25 gulden en 15 stuivers".
VIJFENZEVENTIG
De bovenstaande beschrijvingen laten al heel
wat kenmerken zien van regenten. Regenten zijn
degenen die regeren, of besturen zoals we dat nu
noemen. Om toegelaten te worden tot de bestuur
lijke elite van de stad in de zeventiende en achttien
de eeuw moest je niet alleen gereformeerd zijn,
76
maar ook in staat deze zware verantwoordelijkheid
op je te nemen. Je moest niet alleen verstandig
en rechtvaardig zijn, maar ook rijk. Steeds meer
werden de regenten een aparte sociale groep die
de bestuursambten zoveel mogelijk in eigen kring/
familie verdeelden. Later werd de term regent
vooral gebruikt voor de bestuurders van liefdadige
instellingen. Dat was natuurlijk van een ander niveau
dan het stadsbestuur en daarvoor golden ook geen
religieuze eisen.
Het Huis van Achten had vanaf 1656 75 regenten.
Bijna allen bleven na hun benoeming regent tot aan
hun overlijden. Dat betekende vaak een langdurig
regentschap: Gerrit van den Bosch, een van de 90
prominente Alkmaarders vorig jaar in het jubileum
nummer van dit tijdschrift, was 29 jaar regent, mr.
Giesbert Cornelis Bartout van der Feen de Lille was
dat 32 jaar en mr. Johan Belonje zelfs 51 jaar. In de
achttiende eeuw zou Hendrikus van Wijck de kroon
spannen met een regentschap dat 55 jaar duurde.
Mr. Johan Belonje
Ze zijn allen afkomstig uit de notabele families,
hadden velerlei belangrijke functies en een vermo
gen dat terug te vinden is in huizen en testamenten.
Onder de beroepen kwam ik tegen: zeilmaker en
kapitein, advocaat, 'zydelaekenkooper', notaris, arts,
goud- en zilversmid, koopman en winkelier in zout,
zeep en koloniale waren, directeur van een zoutzie
derij, eigenaar van een houtwerf, zeepzieder, griffier,
wijnkoper en margarinefabrikant. Op enkele van deze
75 regenten wil ik nog een korte toelichting geven.
MR. ISAAC GROEN
Mr. Isaac Groen, notaris, schepen, stadssecretaris,
waarnemend thesaurier en kerkmeester, was tot zijn
overlijden in 1827 maar liefst 48 jaar regent. In 1782
TE ALKMAAR.
Het huis van mr. Isaac Groen aan de Oudegracht; links het
kleinere huis waar hij later woonde. Litho van C. W. Bruinvis
kocht hij het huis aan de Oudegracht, nu nr. 218.
Opvallend zijn de twee indrukwekkende dolfijnen
die hij erop liet aanbrengen, destijds een geliefd ver
sieringsmotief in de woonhuisarchitectuur. Tijdens
de Bataafse Republiek werd het huis gevorderd en
woonde mr. Groen met zijn gezin in het huis ernaast.
Hij overleed in zijn huis aan het Verdronkenoord bij
de Sint Annastraat en daarna werd voor het huis
de uitgebreide inboedel van deze regent publiek
verkocht.
FAMILIE DE SONNAVILLE
Een interessante regentenfamilie uit de negentiende
eeuw is die van de katholieke dr. Petrus de Sonna-
ville, regent van 1806 tot zijn overlijden in 1837.
Hij was afkomstig uit Breda en werd in Alkmaar
stadsgeneesheer, lid van de raad, wethouder en ad
junct-burgemeester. In 1837 nam zijn zoon Leonard
de functie over. Hij was geneesheer en lector in de
physiologie in Alkmaar, molenmeester en heemraad,
regent van het Burgerwees- en Huisarmenhuis, re
gent van het provenhuis van Maartje van den Hoorn
(Huis van Vieren), administrateur (directeur) van
het Huis van Zessen enz. Hij zou regent blijven tot
1881, waarna zijn zoon Johannes Marie het stokje
overnam tot 1920.
In 1907 wordt het regentencollege, met als voorzit
ter Johannes Marie in het midden, door Jan Bleys ge
schilderd. Het schilderij hangt in het provenhuis en
is afgebeeld in mijn artikel in Oud Alkmaar 2012-2,
pag.38. Soms lijkt het regentschap wel een erfelijke
functie, want Johannes Marie werd opgevolgd door
zijn schoonzoon, geneesheer Adrianus Maria Conijn.
De familie De Sonnaville bezat een familiehuis in de