Vijfde tafereel Zevende tafereel van barmhartigheid mede te presenteren en in het zevende tafereel staat hij zegenend op de achter grond. In het middelste tafereel is hoog boven de begraafscene het 'Laatste Oordeel' geschilderd. Bijzonder is de weergave van licht en schaduw. Dat was nieuw in die tijd. Volgens kenners was dat een erfenis van de eerste schilderschool in de Noorde lijke Nederlanden, de Haarlemse school, waar deze schilder waarschijnlijk het vak leerde. De Meester was geen beginneling. Hij had enige kennis van het perspectief. De vlakverdeling met een herhaling van het 'goede werk' op de achtergrond is prima gelukt. De taferelen lijken een realistische weergave van gebeurtenissen in de stad. De schilder heeft de men sen waarschijnlijk goed bestudeerd. Ook de huizen en gebouwen zijn misschien waarheidsgetrouw afge beeld. Mogelijk waren de geschilderde weldoeners bekende mensen uit de stad Alkmaar. Het schilderij is op zich uniek omdat bijna alle schil deringen met deze voorstellingen tijdens de Beel denstorm rond 1566 verloren zijn gegaan. Sporen van vernielingen zijn ook op dit paneel te zien. De gezichten van weldoeners zijn destijds met messen bewerkt. Volgens het memoriaal van de kerkmees ters was op 24 juni 1582 het paneel opnieuw het doelwit van vernieling. Het paneel is op die datum door Jaques Mostert uit Brabant en Marcus Blauve- neur, een buitenlander, "deerlijk bedorven met een quast met swarte Verwe". Deze schade werd door de kerkmeesters onmiddellijk hersteld. Rond het paneel zit een houten lijst van 119 cm. hoog en 470 cm. breed, waarop boven het middelste 36 tafereel het jaartal '1504' is geschilderd. Deze lijst is origineel, maar tijdens de restauratie in 1975 bleek dat deze wel een keer was ingekort. Waarschijnlijk omdat het te groot was voor de plek waar het moest hangen. Onder iedere scène heeft de schilder op de omlijsting in Oudhollands schrift twee toepasselijke dichtregels geschilderd. DE ZEVEN WERKEN VAN BARMHARTIGHEID De Kerk schreef zeven daden van christelijke naas tenliefde voor en de volgende zeven werken van barmhartigheid zijn dus te zien: 1) Het spijzen van de hongerigen: "Deelt mildelick den Armen, god zal u weder ontfarmen" 2) Het laven van de dorstigen: "Van spijs ende drank in dit leven duisentfout zal u weder werden gegeven" 3) Het kleden van de naakten: "Uwen even mensche zijn naecktheyt wilt decken Op dat god wyt doe uwer söden vlecken", wat betekent dat God u dan uw zonden zal vergeven. 4) Het begraven van de doden: "Van den doden te begraven so wij lesen Werd thobias van god gepresen" 5) Het herbergen van de reizigers: "Die heer spreekt wilt my verstaen wat Ghy den minsten doet wert my gedaen" 6) Het verzorgen van de zieken: "Wilt ziecken ende crancken vysenteren U loon zal ewelick vermeren" 7) Het vertroosten van de gevangenen: "Die gevangen verlost met caritaten het comt hier nae zijner ziele te baten" Mattheüs noemt in zijn Evangelie (25: 35-36) slechts zes goede werken die gedaan moesten worden om bij Het Laatste Oordeel een plaats in de hemel te verwerven. Door de steeds terugkerende pest epidemieën in de Middeleeuwen voegde paus Innocentius III in 1207 officieel aan deze reeks het begraven van de doden als zevende werk toe. Het is duidelijk dat dit middeleeuwse schilderij een sociale boodschap uitdroeg. Door de alsmaar groeiende steden werd de armenzorg in de vijftiende eeuw een noodzaak en dus werd er voortgebouwd op de zeven christelijke werken van barmhartigheid. De opdrachtgevers, de kerkbeheerders en de inwoners van de stad Alkmaar moeten van het werk gehouden hebben, want sinds het in de Grote of Sint Laurenskerk in Alkmaar werd geplaatst, mocht het daar tot 1918 blijven hangen. Geldgebrek voor de restauratie van de Grote Kerk gaf de doorslag om het paneel in 1918 voor 50.000 gulden te verkopen aan het Rijksmuseum in Amsterdam. SCHAARSE GEGEVENS Nu we de taferelen goed bekeken hebben zullen we teruggaan naar mijn hoofdvragen uit het begin: Wie was de schilder? Wie was de opdrachtgever en wat was de reden dat deze opdracht gegeven werd? In het Regionaal Archief Alkmaar (RAA) heb ik geen bronnen kunnen vinden, die onmiddellijk antwoord konden geven op mijn vragen. In 1517 hadden Gelderse Friezen onder leiding van Grote Pier het archief van Alkmaar volledig geplunderd. Wel wordt in het RAA een Poortersboek bewaard, gedateerd Middelste tafereel 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2016 | | pagina 6