de bemanning van twee Engelse schepen
op de rede van Vlissingen demonstratiefde
Franse vlag beledigt. Spoedig bulderen de
Franse scheepskanonnen. De vijftienjarige
Dorus is in eerste instantie doodsbang,
maar raakt niet gewond en vindt het
jammer als even later de Engelsen een
veilig heenkomen zoeken. Gewond raakte
hij voor het eerst toen hij een tijdje later
uit het want van het linieschip viel. De
vrouw van de commandant nam hem uit
medelijden mee naar huis waar hij werd
verzorgd. Door zijn coöperatieve houding
werd hij al spoedig protégé van zijn
commandant. Die promoveerde hem
prompt tot kapitein.
Wanneer in december 1813 Holland tegen
de Franse bezetter in opstand komt, kiezen
Dorus en vele lotgenoten voor hun
vaderland. De opstandelingen worden
krijgsgevangen gemaakt en zo slecht
behandeld dat een doodzieke Dorus
uiteindelijk in het hospitaal te Limoges
belandt. Daar zal hij blijven tot de val van
keizer Napoleon Bonaparte. Op dezelfde
dag dat Bonaparte naar Elba wordt
verbannen, worden de Hollandse krijgsge
vangenen vrijgelaten en gaan zij naar
Breda.
Terug in Holland probeert Dorus nog even
de kost te verdienen door dagelijks met een
fokstier de boer op te gaan. Het boeren
leven is echter niets voor hem en daarom
tekent hij bij de Alkmaarse ronselaar
Joseph Marjan voor acht jaar krijgsdienst.
Hij is nu weer gewoon soldaat en gaat naar
de garnizoensplaats Zutphen en tekent
daar voor zes jaar naar 'De Oost'. Voor hij
echter naar De Oost vertrekt zal hij in 1815
nog deelnemen aan de slag bij Waterloo.
Dorus komt er zonder kleerscheuren vanaf
en gaat naar Haarlem om ingescheept te
worden voor een tocht naar Java. Aan
boord krijgt Dorus vanwege zijn ervaren
heid de korporaalsstrepen. Na een reis van
561 dagen komt de vloot op 12 mei 1817 te
Batavia aan. Een paar dagen later is hij
ordonnans van generaal Antinh. Een
onderdeel van zijn dagtaak is om diens
papagaai te leren spreken.
Tijdens de Bataafse oorlog (1794-1799)
hadden de Engelsen Nederlands-Indië
bezet. Als uiteindelijk in 1816 de koloniën
weer aan Holland zijn teruggegeven, komt
men daar tegen de koloniale bezetter in
opstand. Dus is voor Dorus het luizen
leventje voorbij als begin 1818 in Cheribon
opstanden uitbreken. Zijn detachement
valt in het holst van de nacht de opstan
dige kampong Kedongdong aan. Het
wordt een ware catastrofe. De gewaar
schuwde opstandelingen hakken de
Hollanders in de pan. Dorus Poland kan
nog maar net aan de dood ontsnappen. Bij
een tweede aanval gaan de Hollanders als
beesten tekeer. Dit keer slagen ze er wel in
de inlanders neer te slaan. Triomfantelijk
slaan ze van iedere gedode vijand het hoofd
af en bouwen daar een afstotelijke
piramide van. Drie dagen daarna
marcheren de troepen terug naar hun
legerplaats in Tjikoeroe. De afgeslagen
hoofden worden in mandjes door koelies
meegedragen.
Vervolgens wordt Poland in Malakka
commandant van de lijfwacht die kapitein
Elout moet beschermen. Wanneer de
kapitein en de sultan van Malakka
besprekingen hebben, komt de sultan
altijd met een groot gevolg en twee
olifanten. Poland verwierfdoor zijn
optreden zoveel gunst van de vorst, dat hij
op een van die olifanten mocht rijden.
Toch gaat zijn leven niet over rozen. Als
Dorus Poland verliefd wordt op een
Portugese schone moet hij aan zijn
commandant toestemming voor het
huwelijk vragen. Hoewel Dorus vier
entwintig was, zag hij er uiterlijk veel
jonger uit. "Dat is een liefmeisje korpo
raal, maar heb jij leren exerceren?" "Jawel
luitenant'' was zijn antwoord. "Nu dan:
rechtsomkeert mars en kom me niet weer
met zulke gekkigheid aan mijn kop
zaniken!'' Hij gaat zelfs twee weken de bak
in om het vrijen afte leren. Dat dat niet
lukte blijkt wel als in 1823 bij een verder
onbekende moeder zijn oudste dochter
geboren wordt.
Als in Malakka de cholera uitbreekt, wordt
ook Poland ziek. Dat hij herstelt heeft hij
niet aan de geneesheren van destijds te
danken. Die raadden hem aan het lijf stijf
'onder de pekel te houden'. Dat wil zeggen:
dagelijks een flink portie brandewijn,
voorafgegaan door tien scherpe peperkor
rels. Dorus, die inmiddels voor zes jaar
bijgetekend heeft, krijgt in 1823 ook nog
dysenterie. Op zijn ziekbed wordt hij tot
sergeant-majoor bevorderd. Niet geheel en
al tot zijn tevredenheid, want volgens de
regels moet hij nu zijn geliefde snor
NAAR INDIË
MALAKKA
Oud Alkmaar 2016