Het klooster van de minderbroeders Harry de Raad Het oudste gegeven over de stichting van het Alkmaarse Minderbroedersklooster is te vinden in een oude handgeschreven kroniek die bewaard wordt in het Regio naal Archief. Onder het jaartal 1447 lezen we dat 'in dit jaar op 12 februari een minderbroedersklooster gesticht is in Alkmaar op het Heilighevelt, dat zo heet omdat voor de komst van de minderbroe ders zeven priesters in hetzelfde pand een eerlijk leven leidden'. Volgens C.W. Bruinvis moet het stichtingsjaar 1448 zijn, maar ergens anders wordt ook 1445 genoemd. Het Alkmaarse Minderbroedersklooster behoorde tot de strengere tak van de orde, die zoveel mogelijk wilde leven volgens de regels van Franciscus van Assisi. De monniken leefden in persoonlijke armoede, bedelden hun levensonderhoud bij elkaar en legden zich toe op prediking, verspreiding van het geloof en praktische zielzorg. In Alkmaar waren meer Francis caanse kloosters, maar dan voor vrouwen: het Clarissenklooster op de Geest en ook de rond de Grote Kerk gelegen kloosters het Oude Hof, het Middelhofen het Jonge Hof. De conventen hadden goede onderlinge contacten. Zo kregen de zusters van het Middelhofin 1452 van de Utrechtse bisschop de toestemming om een van de minderbroeders tot hun biechtvader te benoemen. Het klooster had dus blijkbaar al een voorgeschiedenis, gezien het samenleven van bovengenoemde zeven priesters. Interessant is de vermelding 'Heilighevelt' voor wat nu de Paardenmarkt (ofeen gedeelte ervan) is. De naam komen we niet in andere bronnen tegen. Het kloosterterrein werd ten westen en noorden begrensd door de stadswallen. Aan de oostgrens bevond zich de 'Minne- broerssloot' en de zuidgrens werd gevormd door een aantal particuliere huizen, waarbij de Paternosterstraat als toegang tot het terrein diende. Volgens de bekende kroniek van Van der Woude, die zich daarbij op oudere aantekeningen baseerde, werd in 1481 een nieuwe kloosterkerk gebouwd, waar schijnlijk ter vervanging van een eerdere kapel. We zullen deze vermelding zo moeten opvatten, dat in bovengenoemd jaar met de bouw werd begonnen, want nog in 1484 leende men stenen en kalk van de Grote Kerk. Het gebouw werd ingewijd in 1486. De kerk is het enige kloostergebouw waarvan afbeeldingen bewaard zijn gebleven. Het gebouw is te zien op de rond 1560 door Jacob van Deventer vervaardigde stadskaart en op een schilderij dat in 1580 door Pieter Adriaensz Cluyt gemaakt werd van het Spaanse beleg. We zien een vrij grote kruiskerk, voorzien van een klein torentje. Dat de minderbroeders succes hadden blijkt uit de kerkbouw en daarnaast ook uit talrijke bewaard gebleven testamenten, waarin het klooster een legaat krijgt in de vorm van geld, land of natura. Ook de stad steunde de broeders; jaarlijks werd geld betaald voor miswijn en voor de 'kermis- maaltijd' van de monniken. Soms kregen ze daarboven nog iets extra's. Geld ontvingen de minderbroeders ook voor begrafenissen in en bij de klooster kerk. Er moest dan wel iedere keer 20 stuivers worden afgedragen aan de Grote Kerk. Uit het vanaf1540 bewaard gebleven begraafboek van de Grote Kerk kunnen we opmaken dat er tussen 1540 en 1560 in ieder geval 110 personen begraven zijn in ofbij de kloosterkerk (46 mannen, 60 vrouwen en 4 kinderen). Behalve de namen van de gestorvenen, wordt soms ook vermeld welke beroepen ze hadden uitgeoefend en waar ze precies hadden gewoond. De volgende Alkmaarse straten worden genoemd: 'achter de Waag', de Kanisstraat, het Ritsevoort, 'de Meent', de Achterstraat, de Koningsweg, ''t Afterdam' en 'het Heilige Geeststeegje'. De beroeps aanduidingen zijn zeer divers: kuiper, zeilmaker, brouwer, bakker, slotenmaker, houtkoper, olieslager, bontwerker, viskoper, hekelaar, wever, kleermaker, schuitmaker, glasmaker en dienstmeid. In een enkel geval lezen we ook iets over de doodsoorzaak. Zo werd in 1548 Pieter Jacob Steyer begraven, die na een val van zijn paard in een sloot was beland en toen verdronk. Het is vaak niet duidelijk of de doden in de kerk zelf of op het bijbehorend kerkhof werden begraven. Meestal wordt alleen vermeld dat iemand 'te minrebroers' is begraven. Van vijf personen weten we zeker dat die in de kerk zijn begraven. De in 1545 begraven Neel Jans is de enige persoon waarvan expliciet wordt vermeld dat ze op het kloosterkerkhof is begraven. De sociale achtergrond van de begravenen vormde zo te zien een redelijke afspiege ling van de Alkmaarse samenleving. We komen enkele vertegenwoordigers van de Alkmaarse elite tegen, met name een aantal leden van de familie Van Foreest, maar het merendeel betreft ambachtslieden. De Minderbroeders- kerk ingetekend op een kaart van de binnenstad van Alkmaar doorJacob van Deventer, ca. 1560 Het Alkmaarse Minderbroedersklooster heeft een geschiedenis die grotendeels in het duister is gehuld. Een kloosterarchief is niet bewaard gebleven en uit het artikel van Peter Bitter in het vorige nummer van dit blad blijkt dat ook de opgravingen op de Paardenmarkt over het klooster zelf niet veel hebben opgeleverd. Wat weten we wel? BOUW KLOOSTERKERK 10 Oud Alkmaar 2015 BEGRAFENISSEN Minderbroederskerk en omgeving op het schilderij door Pieter Adriaensz Cluyt van het beleg van Alkmaar, gezien vanuit het noorden, 1580. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar Oud Alkmaar 2015 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2015 | | pagina 7