van zijn vader in 1903 voortzetten. In 1905 trouwt hij met Clara van de Poll, dochter van timmerman Jan van de Poll. Johan en Clara krijgen twee zonen. Ze wonen aan de Oudegracht op nummer 210, Johans geboortehuis, en in dat huis zullen ze tot aan het einde van hun leven blijven wonen. Hij is naast stukadoor ook marktmeester en kaasvader, maar doet ook veel vrijwilligerswerk. Hij is een sociaalvoelend, creatief, gelovig mens. In 1898 komt de jonge Johan als spuitgast bij de vrijwillige brandweer. Hij zal de brandweer 42 jaar trouw blijven. Van spuitgast klimt hij op tot brandmeester en in 1930 wordt hij brandmeester-secretaris. Tekenend: bij het 55-jarig bestaan van de brandweer geeft Lütjeharms een historisch overzicht van het ontstaan en de groei van de Alkmaarse brandweer en de opsomming van de belangrijkste branden. Hij krijgt dan ook een onderscheiding opgespeld door burgemeester Van Kinschot; een kruis met het verguld zilveren kroontje. Als hij op 28 december 1940 wegens de gestelde leeftijdsgrens officieel afscheid neemt, wordt hij geprezen om zijn gemeenschapszin en zijn burgerzin. In de loop van zijn werkzame leven en zelfs daarna bekleedt Johan Lütjeharms een aantal functies in besturen. Net als het werk bij de brandweer vervult hij die functies jarenlang met grote trouw. Zo is hij 20 jaar lang voorzitter van het Timmermans-Ziekenfonds en rapporteur van Liefdadigheid naar Vermogen. In de Nederlands Hervormde Kerk is hij notabel in het kerkbestuur en 45 jaar lang zet hij zich in voor de zondagsschool 'Laat de Kinderkens tot Mij komen'. En in de Nederlandse Stukadoorsbond zet hij zich in voor 'de verheffing van het ambacht'. Hij is secretaris van de bond en redacteur van het vakblad. Dat hij veel belangstelling had voor geschiedenis blijkt niet alleen uit het kaasvaderverhaal aan het begin, maar bijvoorbeeld ook uit het feit dat hij in 1944 bestuurslid en in 1948 penningmeester werd van 'Oud Alkmaar', zoals de His torische Vereniging Alkmaar toen nog heette, en hij zou dat tot 1956 blijven. In die tijd schrijft hij een artikel in het blad De Speelwagen onder de titel "Het laatste oordeel in de Grote Kerk te Alkmaar". Hij vertelt daarin, dat zijn schoonvader timmerman J. van de Poll de opdracht had gekregen een deel van de plafondschil dering in het koor te slopen 'wegens verval'. Dat was in 1886. Het gesloopte hout had hij verkocht en naar Utrecht gebracht. Het verhaal vertelt niet naar wie. Na vele omzwervingen is het weer in Alkmaar teruggekomen en bij 'de restauratie van de Grote Kerk' weer op de oude plaats teruggebracht. Helaas vertelt hij er niet bij, wanneer dat was maar het is aan te nemen dat hij de restauratie van 1940 - 1941 bedoelt. In 1887 werd een volgend stuk van de schildering door timmerman W. Vasbinder onderhanden genomen. Die verkocht het deels verrotte hout bij openbare verkoping als brandhout op het Hofplein. Timmerman Van de Poll kocht een aantal van die planken, het waren er 39, en zette ze voorlopig op zolder. Toen jaren later - in 1913 - zijn broer Piet één van die planken wilde gebruiken, zag een opkoper er nog een vage beschildering op en wilde de planken kopen. Johan Lütjeharms, die daar toevallig aanwezig was, vroeg zijn schoonvader de planken niet te verkopen. Toen hij de planken aan elkaar paste, zag hij "een doek over een stok, vermoedelijk het embleem van het weversgilde, een kruis, een schip en een hoorn". Hij mocht de planken door deskundigen laten onderzoeken. Een van die deskundigen, die hij noemt, was de heer Van Riemsdijk. Het is aan te nemen, dat hij jonkheer B.W.F. van Riemsdijk bedoelt, die in die tijd directeur was van het Rijksmuseum. Zo heeft hij ervoor gezorgd, dat de planken gerestaureerd konden worden en terug geplaatst konden worden in de kerk. Merkwaardig is wel dat deze planken volgens Lütjeharms geen deel uitmaakten van de schildering van het Laatste Oordeel hoewel de titel van zijn verhaal dat wel suggereert. Door al die bezigheden kwam hij nauwelijks toe aan zijn hobby's: tekenen, kalligraferen, schilderen en tuinieren. Zelfs niet op 75-jarige leeftijd als hij en zijn vrouw ter gelegenheid van hun 50-jarig huwelijk door een verslaggever van de Alkmaarsche Courant worden geïnterviewd. Zijn zaak heeft hij dan al overgedaan, want zijn zoons hebben een heel andere carrière gemaakt: de oudste werd hoogleraar aan de universiteit van Bloemfontein en later in Kaapstad in Zuid-Afrika en de jongste bouwkundig ambtenaar in de Noordoostpolder. Op 21 september 1960 overlijdt Johan Lütjeharms. In de Alkmaarsche Courant staat, dat Alkmaar een bekende en zeer geliefde inwoner heeft verloren. Portret van J.H.W. Lüg'eharms en zijn echtgenote. Collectie Regionaal Archief HISTORISCHE BELANGSTELLING 50 Oud Alkmaar 2014 Johan Lütjeharms van kaasdrager Klaas Verwer, bijgenaamd De Antiquair. Oud Alkmaar 2014 51

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2014 | | pagina 13