Uitsnede van een portret van Petrus Codde, gemaakt doorPhilibert Bouttats, 1704. Collectie Rijksmuseum als missiegebied en de katholieke geloofs gemeenschap werd bestuurd door een apostolisch vicaris; een officiële bisschop was niet toegestaan. Aan het eind van de zeventiende eeuw ontstond een langdurig conflict rond de Utrechtse apostolisch vicaris Petrus Codde. Het conflict had te maken met de verschil len tussen de seculiere geestelijkheid, de pastoors die rechtstreeks onder de vicarissen en dus onder de paus vielen, en de ordesgeestelijken, vooral de jezuïeten, die alleen hun eigen oversten gehoorzaam den en de Republiek beschouwden als hun eigen missiegebied. Zij stelden zich in de geloofsleer en pastorale zorg wat soepeler op, wat leidde tot een ware concurren tiestrijd met de seculiere geestelijkheid die een wat strengere moraal hanteerde, té streng volgens veel ordesgeestelijken. Dit verwijt kreeg ook Codde, die onder druk gezet werd door Rome om enkele strenge, jansenistische' opvattingen af te keuren, maar zich wenste te houden aan de 'oude' geloofsleer. Zijn medestanders, de zogenaamde 'oud-bisschoppelike clerezij van Utrecht' waren bovendien van mening dat bestuurlijke benoemingen binnen de kerk door de wereldlijke machthebbers moesten worden gelegitimeerd. Zij behoorden tot een sociale en intellectuele toplaag die goede contacten onderhield met de Hollandse regenten. En die overheid op haar beurt had natuurlijk liever een controleerbare katholieke kerk, zonder al te veel invloed van Rome. Na Coddes dood in 1710 sleepte het conflict zich nogjaren voort. Er ontstond rumoer over de door Rome beoogde opvolger en de zetel bleef zodoende vacant. Uiteindelijk besloot het kapittel van Utrecht in 1723 dan maar zelf een bisschop aan te wijzen en te laten wijden. Hiermee was het schisma een feit. Cornelis Steenoven werd de eerste van Rome afgescheiden bisschop van een nieuw kerkgenootschap. Een groot gedeelte van de Nederlandse katholieke geestelijken sloot zich bij hem aan en zij noemden zich de 'Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie'. Vanaf die tijd waren er in Nederland dus twee soorten katholieken: de oudkatho lieken (hoewel die naam pas in de negentiende eeuw algemeen gebruikt werd) en de rooms-katholieken. Een meerderheid van de gelovigen bleef trouw aan de paus in Rome en de door hem bevestigde kerkbestuurders, en veel afgescheiden katholieken hebben zich later weer met Rome verbonden. De clerezie bleef wel trouw aan de leer en liturgie van Rome, maar haar bisschoppen werden niet erkend; de partijen bleven gescheiden en zouden verder uit elkaar groeien. Terwijl de rooms-katholieke kerk lange tijd geen bisschoppen kende in Nederland, heeft de 'Roomsch Katholieke Kerk van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie' die wel 58 Oud Alkmaar 2012 DE OUD-BISSCHOPPELIJKE CLEREZIE

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2012 | | pagina 4