van dit bezit, met 'boomgaert en plantagie'
(lusttuin of aanleg tot vermaek) laat er
geen twijfel over bestaan dat er sprake was
van een boerderij annex buitenverblijf
Van Nordingen had het bezit aangekocht
van de eerste eigenaar van dit buitenver
blijf, Frederick Dircx Schouten, burger van
Hoorn, die gehuwd was met Rijckelant
Claesd. Comans, dochter van Claes
Garbrantsz. Brouwer alias Comans,
eigenaar van de brouwerij 'De Burg' op de
Voordam in Alkmaar.4
Tevens had Van Nordingen 'kwaad' land,
dus van mindere kwaliteit (egalement),
aangekocht in polder N in de Zijpe. De
egalementen werden vanaf 1603 voor 1/5
aangeslagen in de polderlasten. Voor de
allerslechtste gronden, de zogenaamde
nollen, behoefden in het geheel geen
polderlasten betaald te worden. Van
Nordingen bezat 30 morgen nollenland,
gelegen in de Zijpe, 'aen de Bosweg, aen
het Oosteijnde van de Groote T'.
Na de drooglegging van de Schermeer in
1635 had Johan van Nordingen de Oude op
25 oktober 1635 kavel H 12 aan de westkant
van het zuidelijk deel van de Schermer
door loting verworven.5 Het perceel
bestond uit 15 morgen land. Om de kavel
winstgevend te maken moest er een
boerderij worden gebouwd en een
pachtboer worden aangesteld. Tot de
nalatenschap behoorde niet alleen grond
die door Johan van Nordingen de Oude zelf
was gekocht, maar ook land verkregen uit
de erfenis van zijn broer Jacob. Die was
oud-burgemeester en raad van Weesp
geweest en kwam in 1646 in Alkmaar
wonen. Hij stierfin 1651 en liet zijn broer
veel land na. Tot de boedel behoorden dus
ook landerijen te Weesp, Weespercarspel,
Muiden, Groet, Schoorl, Ursem, Sint
Maarten, Eenigenburg en Hensbroek.
Dit vermogen in land moesten de
regenten van het provenhuis beheren. De
pachtopbrengsten moesten geïnd worden,
opdat daarmee de inkomsten van het
provenhuis veilig werden gesteld. Ook
opbrengst van landerijen in natura kon
een bijdrage leveren aan het onderhoud
van de proveniers.
Op financieel terrein hadden de regenten
veel te regelen, zoals de inventarisatie van
boedel en inboedel en de verkoop van
goederen, zoals het huis in de Langestraat.
Johan van Nordingen de Oude was in 1640
erfgenaam van een derde van het zeer
omvangrijke nagelaten bezit van zijn
schoonzus Weyntgen Heyckens. Over de
juiste verdeling van de waarden daarvan
werd jarenlang een proces gevoerd.
Onderdeel daarvan was de bepaling van de
waarde van een grote diamant, waarvoor
erfgenaam Heynrick Heyckens f 1.500,-
dacht te kunnen krijgen, maar waarvoor
hem f 1.200,- werd geboden. De eerste
regenten zetten deze zaak voort en pas in
Ingekleurde
gravure van de
Zijpe uit ca. 1650.
Collectie Regionaal
Archief
Oud Alkmaar 2012 33
DE START VAN HET PROVENHUIS
latJrn
t HtMufiflxifch