Het beeld van
Van der Mey bij de hiervoor genoemde Pieter en diens familie.
Grote Kerk. In de Alkmaarse doop-, trouw- en begraaf-
Foto M. ten Berge boeken komen we pas in de zeventiende
eeuw mensen tegen die de naam Pieter
Jansz Visscher (of met soortgelijke spelling)
dragen. In 1620 overlijdt in Alkmaar de
schoenmaker Pieter Vischer uit de 'houtil-
straet tegenover die waghe'. In 1677 trouwt
Pieter Jansz Visscher, van de doopsgezinde
religie, in Alkmaar. Wellicht is hij weer
identiek met de Pieter Janse Visser die in
16514 in Alkmaar werd begraven. Was hij de
'leraar' bij de Alkmaarse doopsgezinden,
van wie in het eerder genoemde voorwoord
sprake is? En was de in 1620 overleden
Pieter Vischer misschien familie van hem?
Misschien was laatstgenoemde de schrijver
van het ooggetuigenverslag. Overigens
ging Boomkamp, die in zijn Alkmaer en
deszelfs geschiedenissen veel gebruik maakte
van deze bron, er vanuit dat het verslag
inderdaad geschreven was door iemand die
Pieter Jansz Visser heette.4
De vergelijking van de gedrukte uitgave
van 1735» met de in handschrift bewaarde
tekst uit 1737 iaat een opmerkelijk verschil
zien: terwijl in de gedrukte versie uit 1735»
in geuren en kleuren verslag wordt gedaan
van de tocht van stadstimmerman Van der
Mey door de Spaanse linies, zijn bezoek
aan Sonoy in Schagen en later aan Willem
van Oranje in Delft, wordt zijn naam in
de handgeschreven versie uit 1737 ner
gens genoemd. Ook gemeentearchivaris
Bruinvis viel dit al op. In de marge van de
handgeschreven tekst staat op de plaats
waar het verhaal over Van der Meij begint:
"In de in 17351te Haarlem uitgegeven Aan
tekeningen is op 2 september ingelascht
het verhaal van v.d. Mey's tocht." De vraag
is natuurlijk of de gedrukte versie uit 1735
rechtstreeks teruggaat op het bewaard ge
bleven afschrift uit 1737, of dat er wellicht
ook geput werd uit andere afschriften. Was
het verhaal van Van der Mey wellicht een
van de 'overtollige verhaalen' die Eikelen-
berg niet opnam in zijn kopie?
Bij nauwkeurige lezing van het gedrukte
verslag van 1739 blijkt echter duidelijk dat
het hier een latere inlas betreft. Het ver
haal van de tocht van Van der Mey komt er
namelijk twee keer in voor. De eerste keer
wordt Van der Mey bij naam genoemd, en
vertrekt hij op twee september uit de stad.
Dan volgt het verhaal over het bezoek aan
Sonoy en later aan Oranje. Deze passage is
door Bruinvis als een inlas geïdentificeerd.
Even verderop is er sprake van een ano
nieme 'post' (bode) die de stad verlaat in de
20 Oud Alkmaar 2012
VAN DER MEY