voer tussen Egmond/Bergen en Alkmaar?
Vast wel, anders woonden er in die tijd
niet meerdere 'buren' en hoefde Clara van
Nijvelt ook niet te beloven om geen tap
persneringen toe te staan in het Heilooër
deel van dit gebied.
De droogmaking van de Egmonder- en
Bergermeer in de jaren r562-1564 riep de
nodige spanningen op tussen de magi
straat van Alkmaar en de twee bedijkers,
Lamoraal, graaf van Egmond en Hendrik
van Brederode, heer van Bergen. De regen
ten van Alkmaar verlangden onder meer,
dat een flink deel van het nieuwe land bij
het rechtsgebied van Alkmaar zou worden
gevoegd. De Alkmaarse eisen kwamen
voort uit de problemen van het stadsbe
stuur met de vele, vlak onder de vesting
muren gevestigde tapperijen. Die lagen
net buiten het rechtsgebied van Alkmaar.
De burgers konden er dus makkelijk heen
om het goedkopere bier te drinken, dat
niet was belast met de binnen de muren
geheven bieraccijns.
Het zogenaamde 'buitendrinken' deed de
opbrengst van deze belasting geen goed.
Dit knelde bijzonder omdat de bieraccijns
een van de belangrijkste inkomstenbron
nen van de stad vormde. Bedijken van de
Egmonder- en Bergermeer zou het pro
bleem volgens de regenten vergroten,
omdat er dan nog meer tappersneringen
zouden komen waar de burgerij zich aan
accijnsvrije drank te buiten kon gaan.
Op 20 augustus 1565 beslechtte
Margaretha van Parma het conflict. De
landvoogdes wees de jurisdictie over het
nieuwe land aan de heren van Egmond en
Bergen toe, maar zij bepaalde tegelijker-
tijd, dat er binnen een bepaalde limiet
rond Alkmaar in de twee drooggelegde
meren geen tapperijen mochten worden
ingericht. Pas in 15517 zou Alkmaar zijn
rechten over een deel van de Egmonder-
meer van de Staten van Holland krijgen.
Vanuit de stad Alkmaar waren er na de
droogmaking van de Egmonder- en
Bergermeer twee wegen westwaarts, één
vanaf de Kennemerpoort, langs de singel,
door de huidige Varnebroek, linksaf over
de Ropjeskuil, dwars door de Hout en na
een stukje Westerweg via de Kalkovensweg
richting Egmond, de ander vanuit de
Geesterpoort naar het Scharloo en verder
via de Wognumse Brug naar Bergen of ook
Egmond. De buurtschap Varnebroek en de
Wognumse buurt waren vast en zeker
pleisterplaatsen, ook al vóór de droogma
king, en daar hoorde natuurlijk een tap
persnering bij, een plaats van
samenkomst, een herberg. De herberg van
Varnebroek kennen we al uit de akte van
1556. Over die van de Wognumse buurt
gaat het in een akte van 3 mei 1608, waarin
het de verkoper van het perceel op de hoek
van de huidige Nicolaas Beetskade/
Bergerweg ZW-zijde niet is toegestaan
tussen dit huis en de Geesterpoort een
nering van tapperij op te zetten. Blijkbaar
was in dit pand al een tapperij gevestigd.
Dit perceel was kort daarvoor eigendom
geworden van Gerrit Allertsz Woggenum,
die eerder al een hofstede met een eigen
getimmerd huis had in de buurtschap
Varnebroek (thans hoek Kalkovensweg/
Westerweg NW-zijde). Het is goed moge
lijk, dat Gerrit Allertsz Woggenum zowel
in Varnebroek als later in de Wognumse
buurt een tapperij had. Zijn naam is
blijven voortleven in de 'Wognumse Brug'
BUITENDRINKEN IN TAPPERSNERINGEN
58 Oud Alkmaar 2011