Keizerlijke Ordonnantie van 7 oktober 1531.
Daarin werd opnieuw de landloperij
beschreven waarbij bendes aalmoezen van
eerzame boeren en burgers afdwongen.
"Ledicheyt (de welcke beginsel is van alle
qualen)" werd als hoofdoorzaak gezien die
men alleen met straf hoopte te overwinnen.
Voor oprechte armen en vluchtelingen
werden diverse aanbevelingen en maatrege
len afgekondigd, inclusief vakopleidingen
voor de kinderen, om hun verzorging door
kerk en overheid te verbeteren. Wie niet
horen wilden, moesten voelen en hun straf
ontvangen naar het oordeel van plaatselijke
rechters. In Holland, en ook in Alkmaar,
was openbare geseling gevolgd door verban
ning de norm. In totaal werden 24 bedelaars
en landlopers veroordeeld. Bij slechts drie
van hen verwezen de rechters niet naar het
keizerlijk vervolgingsbeleid.
Uiteraard had men geen idee waar deze
gestage vloed van werkloze gelukzoekers
door was ontstaan. De meeste historici zijn
het er wel over eens dat het tekortschieten
van de agrarische productie in verhouding
tot een doorzettende groei van de bevolking
de kern van het probleem vormde. Pas vele
generaties later zou de Europese economie
zich aan de dictatuur van de graanoogst
weten te ontworstelen.
Slechts twee maal wordt in een correctie iets
dergelijks genoemd. In 1541 werd Lucie
Diericxdochter, bisschopsdochter boven
dien, voor het gerecht gebracht wegens het
stelen van pruimen en peren. Als verzwa
rende omstandigheid staat in de correctie
dat ze ook nog een buitenechtelijk kind
heeft. Toevallig treffen we dan kort daarna
Jacob Joosten van Zottingen (Zotteghem in
Vlaanderen], aan die met zijn handen onder
de kleren van een klein meisje gezeten
heeft.
En dat is alles. Ook elders en in latere tijden
maken de zedenmisdrijven veel tongen los,
maar zijn ze een miniem deel van de geregi
streerde criminaliteit.
De laatste categorie van enige omvang
zouden wij tegenwoordig niet zo gauw als
crimineel betitelen. We hebben het dan
over ketters, mensen die de katholieke kerk
de rug toegekeerd hadden. Niet alleen de
kerk, maar ook de landsheerlijke overheid
beschouwde dat als een doodzonde die
alleen met de vuurdood bestraft kon
worden. De maatschappelijke hiërarchie
van die tijd bestond immers bij de 'Gratie
Gods', en als iedereen voor zichzelf kon uit
maken wat God voorhad met de mensen,
zoals de hervormers dat wilden, was het hek
van de dam. Een groep hervormden maakte
het zelfs in de ogen van Maarten Luther wel
erg bont, dat waren de wederdopers. Zij ver
wierpen de kinderdoop en de sacramenten,
en wilden in 1534 met de wapenen alvast
beginnen aan de vestiging van het konink
rijk Gods. Maar al hun aanslagen in
Munster, Amsterdam, Friesland en
Hazerswoude liepen op niets uit. Vanuit
Brussel, waar de landvoogdes Maria van
Hongarije resideerde, en vanuit Den Haag,
waar stadhouder Anthony Lalaing graaf van
Hoogstraten zetelde, werden vooral de
Hollandse steden bestookt met instructies
om de dopers aan te pakken. Actieve dopers
en predikanten wachtte de brandstapel,
maar volgelingen die berouw toonden
mochten genade verwachten.
Wie verzuimde een doper aan te brengen
ZEDENMISDRIJVEN
76 Oud Alkmaar 2011
KETTERIJ