nisme niet te stoppen was en dat de gehele bevolking het oude geloof reeds achter zich had gelaten. Hij stuurde brieven, onder andere aan zijn broer Jan, waarin hij veinsde dat het calvinisme overheerste in Holland en Zeeland; in werkelijkheid was het merendeel van de Hollanders en Zeeuwen katholiek gebleven. De prins kon echter wel de groei van het calvinisme een handje helpen. Hier komen we bij de werkelijke reden van Oranje om een deel van de in beslag genomen katho lieke goederen te besteden aan de stichting van een nieuwe universiteit in Leiden in 1574, namelijk de wens het aantal protes tants geschoolde kerkdienaren te vermeer deren. Het toeval wil dat wij een brief hebben gevonden waarin Willem van Oranje de voorloper van ons eigen Murmellius- gymnasium, de toentertijd vervallen Latijnse school, nieuw leven inblies. Oranje schreef de volgende woorden aan de magistraat van Alkmaar: Ende gemerckt bij zijne Ex[ellent]ie, mit advys der Staten, een universiteijt tot Leijden geinstitueert wort, zoe waer conse- quentelijck geraden dat tot Alcmaer die vervallen particuliere schole gerestitueert werde als een seminarium oft planthove waer uuijt bequame spruijten genomen mochten werden omme inde voorsfeide] universiteyt te planten, tot opbouwinge der kercken godes 1 Hier spreekt Oranje duidelijk over zijn motieven om de Latijnse school in Alkmaar geld te schenken. Hij had name lijk 'die vervallen particuliere schole', de school die was voortgekomen uit de school van Bartholomeus Coloniensis en Joannes Murmellius, als 'seminarium of plantho ve' nodig. Hiervandaan konden vervolgens 'bequame spruijten' worden opgeleid, om vervolgens in de 'universiteijt te planten'. Het doel was het voortbrengen van geschoolde calvinistische kerkdienaren, om zo het calvinisme in Holland en Zeeland te stimuleren. De reden waarom Willem van Oranje de Latijnse school te Alkmaar wilde steunen wordt duidelijk wanneer men bedenkt dat hij de ontzette stad Leiden een universiteit schonk, en het is daarom logisch dat hij ook Alkmaar, waar de victorie immers was begonnen, een schenking deed. In een vol gende passage in de brief wordt duidelijk dat Alkmaar "plaetse genoegh heeft om veel schooljongens bequamelick te logeren"zodat het in ieder geval mogelijk is om de school te vergroten. Bovendien acht Willem van Oranje de stad ook "gelegen is om zeevisch, meervisch, boter, caes, melck ende andere victuaille te becomen"waardoor er dus veel handel in deze stad kan plaatsvinden, maar de jon geren bovenal ook gezond kunnen leven. Tevens spreekt Willem van Oranje over de "soete lucht tot Alckmaer, sulcx dat die peste wanneer andere steden daer mede gequelt werden, zelden tot Alckmaer oprijst oft daer inne van buijten gebracht zijnde haest cesseert ende ophout"Er blies volgens Oranje dus een zodanige zoete wind door Alkmaar dat de pest daar niet zo vaak heerste.2 Dit is eveneens positief omdat het geld dat in de Latijnse school gestopt zou worden dus geen weggegooid geld zou zijn omdat de leerlingen slechts DE BRIEF ALKMAAR ALS PLANTHOVE 20 Oud Alkmaar 2011

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2011 | | pagina 22