ooft. j0m if a 'f [ca. 1560). Rechtsonder mondt het Zeg lis uit in de Schermeer. Het baken bij de monding heette'de Ton'. De industrialisatie van de Zeg lisoevers moet nog opgang komen. Collectie Noord- Hollands Archief Haarlem Fragment van de kaart vij and de gebouwen zou gebruiken als ver- vanjacob van Deventer schansing, uitkij kpost of onderkomen. Tegen afkalving van de oevers was op stads kosten een beschoeiing aangelegd, die door de eigenaars van de molen werd onderhou den. In 1608 werd op verzoek van het schip persgilde een steigertje bij de molen gebouwd 'tot gerief van het veer op Amsterdam'. Bij slecht weer en 's avonds mochten daar passagiers aan of van boord, maar voor de rest moest iedereen de steiger bij de Boompoort blijven gebruiken. Afbeeldingen van de windhennepklopper op het Tonland zijn er helaas niet. Met bovenstaande tekst en een afbeelding van een latere hennepmolen (pag. 10) geven we een eerste indruk hoe het er in die jaren op het Tonland uit kan hebben gezien. Bij de bouw van de windhennepklopper werd gebruik gemaakt van een uitvinding van de Amsterdamse stadssecretaris Albert de Veer. Die had eind 1585) van de Staten- Generaal voor tien jaar octrooi gekregen voor het binnenwerk van een molen, waarin men 'hennep met stampers clopt ende sacht maeckt'. Voor de aandrijving werden wind, water en paarden genoemd. Het principe is eenvoudig. De molen drijft een horizontale as met uitstekende spaken aan. Bij elke omwenteling tilt een spaak een stamper op en laat die even later van een hoogte van enkele decimeters weer met een flinke klap op een bos hennepvezels vallen. De mechanisch aangedreven stamper ver vangt zo de hierboven genoemde houten hamer. Het voordeel is natuurlijk dat twee mannen met een windhennepklopper per dag veel meer hennep kunnen verwerken dan twee mannen met ieder een houten hamer in de hand. Bovendien bleek de als poldermolen ontwikkelde bovenkruier door zijn grote werkruimte en bedieningsgemak ideaal als industriemolen. Niet alleen in Alkmaar maar ook elders was men geïnte resseerd in het nieuwe octrooi. Zes jaar na het toekennen van het octrooi bleken ook mensen uit Amsterdam, Gouda, Schiedam en Schoonhoven van De Veer het recht gekocht te hebben om zijn uitvinding in hun stad toe te mogen passen. Het bouwen van de eerste windhennep klopper vond plaats in een tijd waarin veel Alkmaarse gilden ontstonden. De Alkmaarse touwslagers waren verenigd in het lijn- draaiersgilde. En hoewel het gilde in onze ogen op sommige punten bepaald conser vatief was -zo mocht een touwslagers knecht niet zonder toestemming van zijn meester voor een andere touwslager gaan werken- werd de oprichting van een wind hennepklopper blijkbaar geen strobreed in de weg gelegd. Dat wijkt af van de wijd ver spreide opvatting dat gilden vernieuwing tegenhielden. In de eerste akten met betrekking tot de hennepklopper, die uit 1591, wordt steeds Jan Claeszn timmerman genoemd en soms, 8 Oud Alkmaar 20 x 1 OuAtrp V CiflAi. EEN UITVINDING DE EIGENAARS VAN DE MOLEN

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2011 | | pagina 10