een bode van de Heer van Billy, die aan de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik schone beloften deed, waarop men niet eens de moeite nam hem te antwoorden. Op i januari zijn er vanuit Amsterdam 9 of 11 'drijvers' aan de dijk tussen Hoorn en Enkhuizen geweest, zodat voor een inval werd gevreesd. Op de 18e januari kwamen vrijbuiters op de schaats naar Graft, maar werden door de bevolking teruggeslagen. Voor Sonoy was dit aanleiding om enige duizenden huislieden aan het 'bijten' (bijten hakken) te zetten. De ellende werd nog vergroot door een zware storm, waar door de Huigendijk en de Galgendijk bij Oudorp braken en Geestmerambacht onder water liep. Ook de Hondsbossche brak door, waardoor de Zijpe (voor de tweede maal) overstroomd werd. Doordat de watermolens verbrand waren kon er voorlopig aan herstel niet worden gedacht. Bovendien kwamen deze inundaties Sonoy wel goed van pas. Op 26 maart kwamen 9 schuiten met 150 manschappen vanuit Assendelft de Schermeer op om Schermer en Graft te overvallen, maar opnieuw werden ze verslagen, mede omdat Sonoy hulp zond. Op 11 april zou Sonoy de synode van de predikanten van het Noorderkwartier voorzitten, doch hij moest ijlings vertrekken omdat vrijbuiters de Waterlandsedijk tussen Zaandam en de Oostzaner overtoom hadden doorgesto ken. Alkmaar wilde het liefst zo weinig mogelijk geuzenvendels binnen haar wallen herbergen en vond één vendel van 300 man ruim voldoende, maar op 2 mei besloot het stadsbestuur om toch maar een tweede vendel toe te laten, aangezien landvoogd Requesens na de mislukte vre desonderhandelingen te Breda met 15 a 16.000 man gereed stond om naar het Noorden op te rukken. Uiteraard deden vele geruchten de ronde, onder meer dat de vijand bij Petten en elders in Noord- Holland wilde binnenvallen, zodat Sonoy een uitvoerige ordonnantie uitvaardigde op het wachthouden en de bewapening ten plattelande. Op 27 mei was het dan zo ver. De Spaanse aanvoerder Hierges rukte met 9 compagnieën voetvolk en 10 a 12 compagnieën ruiters op tot bij Schoorl, maar na de schansen op de Slaper bekeken te hebben maakte hij rechtsomkeer zonder een aanval te wagen. Wel staken zijn sol daten een meelmolen in brand en namen de molenstenen mee. Van waar zij kwamen en waarheen ze gingen blijkt niet. Duidelijk is dat West-Friesland een bedreigde veste was, doch niet gemakke lijk te veroveren viel, mede omdat grote gebieden onder water stonden. Er liepen geruchten dat bij een vijandelijke inval groepen verraders klaar stonden om brand te stichten en paniek te zaaien, maar toen Hierges' leger voor Schoorl stond was er Het ging er daar op de Zuiderzee niet bepaald zachtzin nig aan toe. HET JAAR 1575 Oud Alkmaar 20x0 75

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2010 | | pagina 21