toen nog meestal 'dopers' genoemd.
Niet iedereen liet zijn kind meer dopen en
sommigen wilden niets meer weten van de
sacramenten. Correctie was mogelijk door
boete te doen voor de reliek van het Heilig
Bloed en in de ommegang voor de proces
sie uit te lopen, barrevoets en met bran
dende kaarsen. In onze optiek
beschamend, het kwam neer op openbare
vernedering. Er werden ook andere gaten
geschoten in het bastion van zekerheden,
vanaf 1550 vooral in openbare predicaties
door de rectoren van de Latijnse school
Laurens Jacobszoon Zas en Cornelis
Cooltuyn. Beiden waren priester, maar ze
keerden zich onder meer tegen de heiligen-
en reliekenverering. Ook de hagepreken
van de Alkmaarse mandenmaker Jan
Arentsz. en de beeldenstormen van 1566
zijn niet aan de stad voorbij gegaan.
In 1567 werd er voor het eerst 'wegens de
beroerte van dese tegenwoordige tijd' geen
ommegang gehouden. Het ritueel zou
nodeloos polariseren en daarom liet men
het wijselijk achterwege. Een jaar later
werd de draad alweer opgepakt, maar er
was voortaan wel een ordedienst die direct
achter de baldakijn met de engel liep en
toezag op de gepaste eerbied. Op donder
dag 1 mei 1572 was er voor het laatst een
processie; althans, toen werden voor het
laatst uitbetalingen gedaan aan muzikan
ten. In juni dat jaar namen de geuzen de
macht over en werd de Grote Kerk door de
hervormden overgenomen. De bloedreliek
werd bijtijds in veiligheid gebracht en
ging net als de rooms-katholieken onder
gronds.
Pas in de zeventiende eeuw duikt het
heilig overblijfsel weer op en wordt dan
regelmatig getoond in de Laurentiusstatie
in de Diggelaarssteeg. Vandaar verhuisde
het kleinood in 1861 naar de nieuwe
Laurentiuskerk aan het Verdronkenoord
waar het tot op de dag van vandaag wordt
bewaard. Sinds een eeuw in een aparte
Heilig Bloedkapel met dito altaar.
In de beeldvorming had het wonder gedu
rende de eeuwen een eigen dynamiek
gekregen. Ook dat was onvermijdelijk.
Zo hingen in de reeds genoemde
St.-Laurentiusstatie drie schilderijen van
J.P. van Horstok van omstreeks 1770,
waarop het verhaal nog mooier werd voor
gesteld dan het al was. Zo is op het laatste
doek te zien hoe het eerste stukje kazuifel
dat was uitgeknipt boven het vuur bleef
zweven. Daarop zijn ook nog eens de drie
druppeltjes te zien waaruit blijkt dat men
het verhaal niet goed had begrepen.
Deze drie voorstellingen werden overgeno
men in houtsneden die werden gebruikt
voor een gedachtenisbrief, een soort vlug
schrift uit de jaren 1820-1840, misschien
wel een gelegenheidsuitgave voor het
vierde eeuwfeest in 1825»! In 1877 gaf deken
Russcheblatt kunstschilder Alex Klasener
opdracht voor vier grote wandschilderin
gen betreffende het wonder voor de
katholieke St.-Laurentiuskerk aan het
Verdronkenoord. Ook Klasener liet het
eerste stukje kazuifel ongedeerd boven het
vuur zweven. Men heeft blijkbaar willen
aanhaken bij het Mirakel van Amsterdam
(1345), waar een in de haard uitgebraakte
hostie niet door de vlammen kon worden
verteerd. Maar als we ons houden aan de
oudste, meest betrouwbare bronnen
moeten we het afwijzen.
De beste voorsprekers van het bloedwon-
DE BEELDVORMING
Oud Alkmaar 2010 5