J.P. van Horstok, 1773. Bovengedeel te van het Altaar in de St. Laurentius- statie, voorstellende het Mirakel van het Heilig Bloed. Een engel verkon digt het mirakel aan in nood verke rende schepelingen. Collectie Regionaal Archief Misschien durfde men het niet te verbran den omdat de wijn was verkleurd. Al met al, een nauwelijks spectaculair verhaal, afgezien van de verkleuring van de wijn druppels. In de winter van 14251-1430 echter kwam de zaak aan het licht en in een stroomver snelling. Bij Vlissingen verkeerden enkele schippers door ijsgang in nood, maar wat gebeurde: een engel met een kazuifelfrag ment met de drie druppels verscheen aan de hemel en beloofde redding als de schip pers naar Alkmaar zouden gaan om het Heilig Bloed eer te bewijzen. Dat deden ze en zij waren daarmee feitelijk de eerste pelgrims naar het Alkmaars Bloed. De pastoor van Alkmaar, Volpert Schuit, wist van niks, althans dat simuleerde hij. Hij was misschien een nuchtere Alkmaar der, hij had het allemaal graag stil willen houden. Hoe dan ook, hij ging op zoek naar het stukje kazuifel, vond het terug en vanaf dat moment was Alkmaar een won derbaarlijke reliek rijk. Door de actie van de schippers kregen de stedelijke en kerkelijke overheden met bloedreliek en devotie te maken. De bisschop van Utrecht, Zweder van Kuilenburg, erkende het 'Heilig Bloed van Alkmaar' en gaf toestemming voor een jaarlijkse ommegang met processie op 1 mei. Alkmaar telde dus voortaan ook mee op de route van de pelgrims. Devotie en negotie gingen uiteraard hand in hand, wat geld in het laatje bracht, en ook dat was niet onbelangrijk. Het ging allemaal heel snel want al in 1430 kwamen de eerste gelovigen naar Alkmaar om de reliek te vereren. Zo weten we van Machteld van der Does, abdis van Leeuwenhorst, de cis ter ciƫnzerinnenabdij bij Noord wij ker- hout, dat ze in 1430 en de tien jaar daarna verschillende keren op bedevaart naar het Heilig Bloed is gegaan. Echter niet op de meidag maar gewoon midden in het jaar. Van die abdis zijn we min of meer zeker en dan zullen er toch ook wel meer pelgrims zijn geweest. Van buiten en zeker van binnen de stad. We nemen het graag aan, maar we weten er het fijne niet van; concrete pelgrimages, ook strafbedevaar- ten naar Alkmaar, zijn nooit beschreven. Zelfs de rijke Egmondse bronnenschat bevat geen enkele verwijzing naar het Alkmaarse wonder. Ook Alkmaarse pel grimsinsignes zijn hier en elders nooit gevonden. Een en ander zou dan toch duiden op een zeer beperkt plaatselijk belang. Soms is het ook opvallend dat een pelgri mage niet heeft plaatsgevonden. Zoals in 1470-1471 toen de Engelse koning Edward IV gedurende een halfjaar als balling ver bleef in Holland en Vlaanderen. Hij ging een keer in Egmond de reliek van Sint Adalbert vereren en vervolgens reisde hij naar Alkmaar. Vandaar ging hij door naar Amsterdam om daar in de Nieuwe- 2 Oud Alkmaar 2010 DE RELIEK

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2010 | | pagina 4