HET CONFLICT
Uit de verslagen komen twee personen
naar voren die een rol gespeeld kunnen
hebben bij de keuze van Van Nordingen
om zich tegen pater Hermanni te keren,
namelijk Jacomina Valcx, de zeer rijke
weldoenster van de pater, en pater De
Herre, die hij zeifin 1639 binnen had
gehaald om zich bij zijn pastorale werk te
laten assisteren. Pater Van Rijn oordeelde
hierover: "Want juffrouw Valks behoorde
tot het ras der vrome pilaarbijtsters, die er
een soort van heiligen wellust in vinden,
zich in de gunst der geestelijkheid in te
dringen. Haar grote vrijgevigheid
tegenover Pater Hermanni - zij had hem
eens de voor dien tijd belangrijke som van
600 gulden geschonken - werd ook al door
geen zuivere bedoelingen geleid. Op
zekeren dag was zij tot hem gekomen, met
het verzoek als huishoudster op de statie
te mogen wonen. Haar giften had Pater
Hermanni dankbaar aanvaard, omdat hij
ze voor de uitbreiding en verfraaiing der
statie zeer goed gebruiken kon. Maar hij
was verstandig genoeg zich niet verder
met haar in te laten, en had haar onder een
goed voorwendsel uit zijn huis kunnen
houden." Verder waren er waarschijnlijk
problemen met pater De Herre, want van
Rijn vervolgt: "Met dezen medewerker had
Pater Hermanni voortdurend onaan
genaamheden, omdat hij zich niet aan de
bevelen zijner oversten wilde onder
werpen. Daarom had hij hem door den
Provinciaal naar Gent doen terugroepen.
Juffrouw Valks was zeer met Pater de
Herre bevriend geweest, en deze was
onverstandig genoeg om haar in haar
ontevredenheid tegenover de pastoor te
steunen. Van Nordingen was op zijn beurt
ook met Pater de Herre bevriend - en dus
van dit alles op de hoogte. Haar verborgen
wraakzucht was hem het middel, om den
pater het huis afhandig te maken." Van
Rijns oordeel is duidelijk: het doel van
Van Nordingen was het huis in 'bezit' te
krijgen. Of dit oordeel terecht was, is nog
maar de vraag.
VAN STATIE TOT WOONHUIS
Na de ontruiming van het hoekhuis in
mei 1645 door pater Hermanni zal mr.
Johan van Nordingen zelf het huis hebben
betrokken.5 De advocatenpraktijk bleef hij
echter voeren vanuit het pand Langestraat
hoek Hoogstraat. Johan van Nordingen de
Oude en zijn zoon Johan waren beiden
vanaf december rd54 langdurig ziek. In
1655 liet Johan de Oude een testament
opmaken waarin hij liet opnemen "dat het
huijs daer ick in woone, den tijt van ander-
halfjaer beginnende eersten november
ofte Allerheiligen aencomende deses Jaers
1655 niet sal mogen worden verhuert,
maer mijne sone gelegen sijnde daerinne
te wonen willende dat hij geduerende
de voornoemde tijt van anderhalfjaer, in
het voornoemde huijs zal cultiveren ende
onderhouden, de memorie van het over
lijden van sijne zaliger vader".
Eind oktober overleed hij op de leeftijd van
73 jaar. Op 3 november 1655 werd hij in de
Grote Kerk begraven. Zijn zoon Johan van
Nordingen de Jonge erfde het huis in de
Lombardsteeg.
JOHAN VAN NORDINGEN DE JONGE
Over zijn jeugdjaren is weinig bekend. Hij
zal ongetwijfeld de Latijnse School bezocht
hebben, die was gevestigd op de hoek van
de Doelenstraat/Nieuwe Sloot. Zijn tante
Weyntgen stierfin 1640. Niet veel later, toen
Johan 16 was, stierf zijn enige zus Maria.