Het Kuis van Van Nordingen op de hoek Lombardstee^- Nieuwesloot, met ernaast het Hof van Sonoy. Uitsnede van de kaart vanBlaeu, ca. 1650. Collectie Regionaal Archief Van Nordingen en Jacomina Valcx, de opvolgster van Cuyk van Mierop, dat het huis moest worden ontruimd. Pater Hermanni procedeerde. Zijn voornaamste argument was dat hij, en niet Van Nordingen, altijd de belastingen voor het huis had betaald. Maar ofschoon een van de beste advocaten, Jonker Egbert Ramp, zijn zaak behartigde, bleek Van Nordingen sterker te staan. Tenslotte moest de pater zijn kerkhuis verlaten. Hij begon weer opnieuw in twee huizen naast elkaar van zijn broer Arie Harmenszoon in de Veer- straat. Hij werd gedwarsboomd door de burgemeesters en mocht daar geen kerk diensten meer houden. Ook het volgende adres, aan de Langestraat, leverde grote problemen op. Vervolgens zette hij zijn statie voort in een woonhuis aan de Baangracht, de latere Banekerk. Pater Hermanni stierf op 2 april 1651 "aen den bruyn ofte sprouwe in de keel". DE SCHULDVRAAG Hoe was het mogelijk, dat Johan van Nordingen de Oude de pater in zijn statie begunstigde, hem hielp door het perceel in de Lombardsteeg op zijn naam te laten overdragen en twee jaar later de pater uit zijn huis liet zetten? De dominicaner pater Petrus Le Roy (1674-1737) legde in zijn Kroniek der S. Dominicus-Statie te Alkmaar de schuld bij Van Nordingen. Hij vermeldde dat hij zijn informatie had van een neef van Egbert Ramp, de advocaat die het proces om de tenaamstelling van het huis en het erf voor pater Hermanni voerde en verloor. Deze Egbert schuift alle schuld van het mislopen van zijn geding op rekening van Johan van Nordingen. In niet mis te verstane woorden deed pater Le Roy daar verslag van. Pater Van Rijn baseerde zich in zijn boek Drie eeuwen Dominikanenwerk in Alkmaar. 1630-1930 volgens mij sterk op deze kroniek en deed er nog een schep bovenop: "Van Nordingen was een hoogst onbetrouwbaar persoon. Ofschoon openlijk vriend en weldoener van pater Hermanni, heulde hij in het geheim met de ontevreden partij van Jan Copier." Beide studies lijken mij sterk gekleurd. Ook mr. J. Belonje heeft de kwestie bestudeerd in zijn Kantteekeningen op de Alkmaarsche kroniek derS. Dominicus-statie uit 1936. Hij was niet overtuigd van de kwade trouw, die Van Nordingen daarbij in de schoenen werd geschoven. "Procederende partijen bejegenen elkaar, óók in onze tijd, slechts bij hooge uit zondering, wellevend en daarbij schijnt te behooren, dat men in zoo'n geval de inferioriteit zijner wederpartij bij voor keur door typische en sprekende staaltjes weet te illustreeren." Hij wijt het conflict eerder aan misverstanden tussen de partijen en wijst erop "dat beide partijen hebben nagelaten zich te vergewissen hoe de juridische structuur wèl was van hetgeen ieder had beoogd".4 68 Oud Alkmaar 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2009 | | pagina 14