Tekening van een Mohawk-indiaan uit het boekje van Megopoleiisis Onze Mohawks voeren ook oorlog met de Indianen langs de St. Laurensrivier in Canada en onder hun gevangenen zijn ook Franse Christenen. Vorig jaar waren dat er zelfs drie waaronder een Jezuiet. Ze hebben et één gedood, maar de Jezuiet, van wie de linkerduim was afgesneden en alle nagels plus stukken van vingers waren afgebeten, hebben wij vrij gekocht en met een schip via het vaderland naar Frankrijk gestuurd. Kinderen tot 10 a 12 jaar toe en alle gevangen vrouwen sparen ze, maar vrouwen die heel oud zijn slaan ze wel dood. Hoe wreed zij ook met hun vijanden omgaan, tegen ons zijn ze altijd erg aardig en we zijn dan ook niet bang voor ze. We gaan zelfs met hen het bos in en als we ze ergens tegenkomen, één of twee uur gaans vanaf onze huizen, is het net alsof we een Christen tegenkomen. Zij slapen ook bij ons in de kamer vlak voor ons bed. Ik heb er wel eens acht tegelijk gehad, die voor mijn bed op de vloer lagen, want dat is hun manier van slapen, gewoon op de grond liggen met alleen een steen of een stuk hout onder het hoofd. Zij kennen geen godsdienst. Ze hebben wel "Tharonhij ouaagon" of'Athzooch- kuatoriaho", een "Genius" die ze voor God houden maar hem dienen ze niet met offers. Dat doen ze wel aan de duivel, die ze "Otskon" of'Aireskuoi" noemen. Als zij pech in de strijd hebben vangen ze een beer, die ze in stukken hakken, braden en aan hun Aireskuoi offeren, zeggende: "O grote sterke Aireskuoi, wij bekennen, dat we iets tegen u misdaan hebben omdat we onze gevangen vijanden niet hebben gedood en opgegeten. Vergeef ons dit en we beloven, dat we al degenen, die we nog zullen gevangen nemen, zullen doden en opeten, zowaar als we ook deze beer hebben gedood en opgegeten." Ook als het heel heet weer is en er steekt ineens een wind op, dan roepen ze meteen: "Asoronusi, asoronusi otskon, aworoushi reinnuha" wat betekent: "Ik dank u, ik dank u duivel, ik dank u oomke." Als zij ziek zijn of ergens pijn hebben en ik hun vraag wat of hen deert, dan zeggen ze, dat de duivel in hun lijf of op de zere plek zit te bijten. Dus behalve dat ze wat hun overkomt aan de duivel toeschrijven, kennen ze verder geen godsdienst. Als wij bidden lachen ze ons uit, sommigen enkel uit verachting maar anderen staan als we uitleggen wat we aan het doen zijn verbaasd. Als we prediken komen ze soms wel met meer dan 12 man kijken, elk met een grote, lange, zelf gemaakte tabakspijp in de mond. En na afloop vragen ze mij wat ik doe en wat ik wil bereiken, als ik daar sta en alleen aan het woord ben, terwijl verder niemand spreekt. Ik zeg dan dat ik de Christenen vermaan om niet te stelen, te hoereren, zich dronken te drinken en te moorden en dat zij dat ook niet moeten doen. 34 Oud Alkmaar 2009

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2009 | | pagina 8