Huiswaard, de groene waard. Hongerwinter Agnes van Meenen- van Lienen zette herinneringen aan Huiswaard in de jaren vijftig en zestig op papier: "In mijn piepkleine slaapkamertje aan het einde van de Frieseweg tegenover houthandel Conijn hoorde ik in de verte het vertrouwde geluid van het 'tingeltje' van de spoorwegovergang bij Huiswaard. I Spoorwachter De Korte woonde daar met zijn vrouw in een wit huisje aan de spoorlijn. Ik kwam nooit verder dan de keuken, waar het ietwat bedompt naar houtskool rook, de rest sprak tot mijn verbeelding. Huiswaard bestond toen uit een groen landschap doorkruist met sloten, de Rekerdijk en wat paadjes die naar de boerderijen en de tuinderijen leidden. Heerlijke geuren van gier en mest en het geblaf van honden, in mijn beleving als kind speelde alles zich af in een sfeer van stille tevredenheid. Er was veel leef- en speelruimte en ikzelf was (en ben) altijd onderweg. Eerst wandelend met moeder over de Rekerdijk, later op de fiets bij vriendinnen te spelen en nog weer later op de fiets naar Bergen, waar ik op de middelbare school zat. "Moet je niet effies wat drinken?" zei buurvrouw Huiberts. Zij deelde samen met haar zieke man een boerderij met de familie Ooms. Die boerderij staat er nu nog, een verbinding met het verleden. De boerderij die even verderop aan de Rekerdijk lag, die van de familie Ooms en de familie Vendel (de varkensboer), was in brand gevlogen. Bij sommige mensen was ik kind aan huis, zoals bij de beeldhouwer John Bier en zijn vrouw Piet, die gelukkig nog altijd aan de Rekerdijk wonen. Op de Frieseweg, de Hoornse Weg (Zeswielen), de Molenkade en in Huiswaard woonden ook grote gezinnen. Families zoals tuinder Beers en tuinder Berger, de Veeltjes, de Klavers, Groot, Min en Mantel. Er waren er met wel zestien kinderen. Als de Sintere-Maarten-tijd aanbrak moest mijn moeder flink wat snoep inslaan, want er was dan een hoop reuring. Die zee van ruimte, die was ik gewend. Ik weet nog goed dat wij op zondag met de auto gingen toeren. Mijn vader Arie van Lienen was automobielverkoper, een auto in die tijd was heel wat. Wij reden naar Bergen via de Vlotbrug in Koedijk. Binkie, onze keeshond, liep net zo lang mee tot hij het voor gezien hield, dat was tot aan de vuilstortplaats waar nu Bobbie Snacks staat. Ik huilde op de achterbank en vader zei: "Ach meid, die redt zich wel." Eenmaal thuisgekomen zat Bink keurig voor de deur te wachten. Huiswaard, nooit gedacht dat ik hier later weer met mijn eigen gezin zou wonen. Niet meer in het weiland maar in een ruim opgezet groen verstedelijkt gebied. "Wie heeft dat", zou mijn vader zeggen. De foto van slagerij Schwarzer in het vorige nummer riep bij Hannie Ulrich allerlei herinneringen op. "In de Hongerwinter van 1944 mocht ik één keer in de week tussen de middag bij de familie Schwarzer eten en mijn zuster op een andere dag ook. Er waren dan een paar kinderen tegelijk. Ik weet niet van welke organisatie dat uitging, maar herinner mij dat vlees en echte jus een traktatie waren. Ik wilde diezelfde dag verder niets meer eten om die lekkere nasmaak niet kwijt te raken. Ik herinner mij ook dat ik een maand bij een slagersgezin in Akersloot heb gelogeerd. Ik was acht jaar oud en helaas had ik zo'n heimwee, dat ik maar één pond groeide. De andere twee meisjes die gelijk werden uitgezonden groeiden veel meer. Mijn zuster ging eerst een maand naar Heerhugowaard bij een gezin met een kruidenierswinkel en daarna nog een maand naar Bolsward bij de directeur van een kaasfabriek." Ze zou graag willen weten welke andere meisjes naar Akersloot gingen en wie dit alles organiseerde. 53 Oud Alkmaar 2009 Oud Alkmaar 2009 53

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2009 | | pagina 27