5—
t/f Oude jDoe/en
L. Schenk, De
Oude Doelen
gezien vanaf het
Doelenveld, ca,
1735. Collectie
Regionaal Archief
TULPEN IN ALKMAAR
Kwekers probeerden aan de groeiende vraag
te voldoen. Veel beroepskwekers waren in
Haarlem gevestigd, maar rond 1620 waren
ze in vrijwel elke stad te vinden, ook in
Alkmaar. Het ging vaak om kleine tuinen.
Een belangrijk persoon in het Alkmaarse
netwerk van kwekers en handelaren was
Wouter Barthelomeusz. Winckel, kastelein
van de Oude Schuttersdoelen in de Doelen
straat. In het voorjaar van 1636 bezat hij
meer dan 70 schitterende tulpen van zo'n
40 verschillende variëteiten. Tot zijn
tulpen behoorden enkele van de waarde
volste in de Republiek: een zeer zeldzame
Admirael van Enckhuizen, twee Viceroys
en vijf Brabansons van verschillende
soorten, drie bollen van de befaamde
Admirael van Eijck, een Admiraal Liefkens,
een Bruyn Purper, een Paragon Schilder en
niet minder dan zeven exemplaren van de
Gouda. Een deel had hij gekocht en een
ander deel zelf gekweekt in zijn tuin
achter de Oude Schuttersdoelen.
Verder komen we in de bronnen2 vaak de
naam tegen van wijnkoopman Gerrit
Leendertsz. Bosch, die in zijn tuin op de
singel buiten de Kennemerpoort in de
herfst van 1636 in ieder geval een Viceroy,
een Admiraal Liefkens en een Paragon
Liefkens had geplant.3 Ook andere
Alkmaarse handelaren en kwekers duiken
op in de bronnen, zoals de rector van de
Latijnse School, Wilhelmus Tiberius
Puteanus, de schoenmaker Gerrit
Aeriaensz. Amsterdam (hij woonde in de
Langestraat, in het huis waar de 'Graue
Laerds' uithing] en diens broer Claes
Aeriaensz.4, de kruidenier Adriaen Jansz.,
de jurist Hendrick Rotgans, de 'spijeker-
maecker' Heyndrick Maertsz. en een twee
tal lieden waarvan wij het beroep niet
kennen, Jan Jansz. Korver en Dirck Gerritsz.
van der Hooch.
Het is moeilijk een goede inschatting te
maken van de sociale positie van deze
personen. De spijkermaker legde in 1660
een verklaring af waarin hij beweerde over
de jaren 1617 tot 1637 een totale omzet aan
'ijzeren roeden' te hebben gehad van over
de honderdduizend gulden. Van de
Alkmaarse kaaskoper Pieter Meynderts had
hij nog 17 tot 18.000 gulden tegoed wegens
verkochte tulpen. In de recente literatuur
over de tulpenmanie wordt geconstateerd
dat de meeste bloemisten behoorden tot de
welvarende middenstand.5
FLORISTEN IN DE KROEG
Tegen 1636 was door het groeiend aantal
kwekers het oude probleem van schaarste
zo goed als opgelost. Minder geslaagde
tulpen werden voor lagere prijzen aan
nieuwe klanten verkocht. De markt breidde
zich uit en onder veel Nederlanders brak
het besef door dat aan bollen geld viel te
verdienen. Naast de rijke tulpenliefhebbers
die met een bijzonder bloem in hun tuin
wilden pronken ontstond een groep die
Oud Alkmaar 2009