de stad Verona met macht van wapenen met een machtig beleg. Toen de cirkel rond was brachten de Veronesen desalniettemin een leger, 9 maal zo groot (zoals men zegt) als te voren, naar buiten en deden een uitval. Daarbij werden velen aan beide kanten gedood. De Hollanders echter, in beraad bijeen, kochten een van de burgemeesters van de reeds genoemde stad om met een som geld, opdat hij haar sluw op een geschikte tijd zou uitleveren. De naam van de burgemeester was Phobus. En het duurde niet lang of het voetvolk van de vreemdelingenbende4 samen met de graaf werd met een krachtige schare op het gewenste uur bij de wacht binnengelaten door voornoemde verrader en zij zijn heimelijk en zonder problemen of tegen stand deze stad ingetrokken, aangezien de reeds genoemde Phobus hun komst verwachtte. Deze mannen begonnen meteen hun tegenstanders en de Friese rebellen te zoeken en te grijpen, te doden en te verjagen uit de stad, niet sparend rang of stand, jong of oud, man of vrouw op beklagenswaardige wijze, zoals werd toegestaan. Nadat dit alles was gebeurd ontving graaf Johannes de oorlogsbuit van de stad en brandstichtend gooide hij haar in de muil van het vuur en door zijn bevel verhinderde hij de wederopbouw van de stad en zo werd het roemrijke Verona afgebrand en werd er geen steen op de andere gelaten. Uiteindelijk is het zo ver gekomen dat de stad onbewoonbaar voor mensen is geworden omdat helemaal niets mocht blijven staan. Haar sterkte immers is verlaten als een woestijn. Haar feestdagen zijn rouwdagen geworden en haar eer is verkeerd in niets. Na haar glorietijd is haar schande vermenigvuldigd en is het hele stadsplan verdwenen. Zij die vrij was is tot dienstmaagd gemaakt. Iedereen die langs haar heen moet gaan zal sissen en zal in zijn handen slaan. Het was voorwaar een treurig gezicht wanneer men door de stad liep en nu zag hoe snel de grootse roem van de befaamde stad was verdwenen. Derhalve ziet men dat Verona, niet onterecht, wee klachten afdwingt en zegt: ziet allen, mijn vrienden, en overweegt dat ik, eens beroemd in heel Friesland, teruggebracht ben tot slechts niets. Zwak is mijn moed: Johannes bracht mij in een toestand waaruit ik niet zal kunnen verrijzen. Zodoende dat ook vandaag de dag duidelijk is dat de grond heel vruchtbaar is, de grond die vroeger rijk was aan schitterende huizen en stinsen. In diezelfde plaats worden overblijfselen en ruïnes aangewezen van een kerk die ooit onderhouden werd door de arbeid van de toenmalige bewoners. Nu is deze gelijk met de grond gemaakt door de wilde woestheid van de vijand van buiten. Er is op deze plek een enorm grote steen van Verona opgegraven. Na de verwoesting van de stad, toen Phobus samen met graaf Johannes er door heen liep (zoals wij verschillende betrouw bare mensen hebben horen zeggen) en hij familieleden, kennissen en vrienden zag, allemaal jammerlijk omgekomen in de muil van het zwaard, was zijn ingewand diep geroerd. Hij had er berouw van en begon bitter te wenen. Maar de graaf) toen hij dat zag, en om de beloning (niet zo'n kleine) uit te sparen, die hij hem beloofd had, besloot de schurk te pakken en gaf bevel dat hij gekneveld moest worden en onder strenge bewaking geplaatst in kasteel Nuburch5, terwijl hijzelf verder zou nadenken over wat er met hem moest gebeuren. Zo wordt deze allervreselijkste

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2008 | | pagina 5