straat op nog geen 200 meter afstand van het Verdronkenoord. DE GENERATIE VAN ADRIAAN COPPENS, 1910-1948 Zoals bij elk deel begint de schrijver ook hier met een verzonnen brief van Johan, nu gericht aan zijn zoon Adriaan. Dat geeft de schrijver de mogelijkheid een karakterisering van zijn beide grootouders in andermans mond te leggen. Opmerke lijker nog is het argument waarmee hij Johan de schuld van onenigheid tussen enkele zonen bij zichzelf laat leggen: "ik was te vroeg vertrokken." Overigens een begrijpelijke opmerking als je weet, dat Johan, toen al weduwnaar, bij zijn over lijden in 1910 elf kinderen naliet in leeftijd variërend van 28 tot 13 jaar. Van de zoons was de oudste, Joop, een loodgietersbedrijf in Beverwijk begonnen. De verantwoorde lijkheid voor het Alkmaarse bedrijf en de zeven minderjarige kinderen kwam toen vooral bij de 22-jarige Adriaan te liggen. Adriaan bouwde het bedrijf van zijn vader om van een zuiver ambachtelijk naar een meer op verkoop en handel gericht bedrijf, zoals dat nu nog bekend staat onder de naam A.J. Coppens Zn. Het allerjongste kind van Johan, Cor, werkte aanvankelijk bij zijn broer Adriaan, maar begon later een eigen bedrijf, het ook nog steeds bestaande Cor Coppens en Zn. Veel van de volgende hoofdstukken zullen aan de ontwikkelingen in de uitgebreide familie, aan het bedrijfsleven van die tijd en aan Alkmaar gewijd zijn. Het zal ook niet verbazen dat de schrijver een heel hoofdstuk nodig heeft voor 'het riool'. Maar wat moeten we met een hoofdstuk over 'De boksende zadelmaker'? Hier komt ineens de andere grootvader, tevens naamgever van de schrijver op de proppen, Jan Roobeek. Hij zou de grondslag leggen voor de bekende kampeer- en sport artikelenwinkel aan de Laat. DE GENERATIE VAN ARY ROOBEEK, 1948-1978 Ineens een andere naam! Inderdaad. Adriaan Coppens had alleen maar twee dochters. De jongste, Riet, was nog maar net 17 jaar, toen ze in 1943, gebruik makend van de bezettingsomstandigheden, haar net iets oudere vriendje Ary Roobeek het bedrijf van vader Adriaan wist binnen te loodsen. Het zou overigens nog zes jaar duren voor ze zouden trouwen en pas na negen jaar had vader Adriaan ook bedrijfs matig voldoende vertrouwen in zijn schoonzoon gekregen om hem mede vennoot te maken. De schrijver gaat verder uitvoerig in op die bezettingsomstandigheden van 1940-45. Hij heeft daarover verschillende oudere ooms en tantes geïnterviewd en bewijst ook van 'oral history' kaas gegeten te hebben. De schrijver karakteriseert deze derde generatie als een 'coöperatieve'. Daarbij heeft hij het niet alleen over een bepaalde werkhouding, maar doelt hij meer nog op bepaalde organisatievormen. Vooral de 'inkoopcombinatie SALO', wat staat voor 'SAmenwerkende LOodgieters', is een belangrijke mogelijkheid geweest om op wat grotere schaal de kracht van de klein schaligheid te demonstreren. Het hoeft geen betoog, dat in deze en in dit soort organisaties de Coppensen en de Roobeeken steeds een actieve rol speelden. Maar na al dat werk en al die besprekingen wilden ze ook wel eens genieten. Vandaar dat in dat ene hoofdstuk 'hors categorie' onder de titel 'Feestbeesten' de bloemetjes

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2008 | | pagina 25