één betalen regeling: een subcommissie krijgt de mogelijkheid zes weeskinderen op een hoeve te plaatsen tegen betaling van 60 gulden per wees gedurende 16jaar, en gratis twee huisverzorgers om op de wezen te passen. In dit geval mogen ze gratis twee aangrenzende hoeves vullen met gewone kolonisten. Het eerste (althans bewaard gebleven) contract wordt gesloten met het Aalmoezeniersweeshuis Alkmaar.4 Van de in het contract genoemde 6 wees kinderen vertrekken er vier, die bij huis verzorger Kok worden ingedeeld. Onder hen is Hermanus Bergwever, geboren in 18051, die er in 1824 van beschuldigd zal worden in het bos bij de kolonie een meisje bezwangerd te hebben. Andere namen zijn Arie Oud, Marijtje van Delden, Maarten de Vos, Dirk de Vos en Harmen Bergmeijer. Vanaf deze tijd zullen er grote aantallen Alkmaarse wezen worden opgestuurd naar de koloniën. Het ene van de twee gezinnen die volgens het contract gratis geplaatst mogen worden is dat van Jan Olie. Hij is geboren in 1785, woonde aan de Omval en was werkman. Hij heeft met echtgenote Aagje Davids Schrama en zes kinderen in het Aalmoeze niershuis gewoond, grijpt zijn kans en zal de rest van zijn leven in de kolonie blijven wonen. Het andere gezin, dat ook midden 1820 arriveert, is dat van de Alkmaarse kolonist Jacob Mollevanger met zijn vrouw Neeltje Boendermaker. Deze man is nier tevreden. Hij woont er een jaar als hij volgens de directie op geheel eigen wijze nieuwaangekomen kolonisten voorlicht: "Waarvoor zullen wij zoo veel werk doen? Men bekomt daarvoor slegts 13 stuivers daags. Dit is te veel om te sterven en te weinig om te leven. Zoo maakt men het hier altijd met ons en nu gaat het ons goed, maar wagt eens tot de winter komt. Dan lijden wij hier gebreken." Volgens de boze Johannes van den Bosch spreekt Mollevanger op dezelfde manier met leden van de Alkmaarse subcommissie die eens komen kijken hoe het hun pupillen op de kolonie vergaat. "Tijmes en Olij, beide mede van Alkmaar, hadden hun de kolonie hoog gevoerd. Mollevanger daar en tegen dezelve als een poel van ellende afgeschildert." Hij wil maatregelen nemen: "Reeds heb ik een paar leden van de sub kommissie van Alkmaar geïnformeerd dat wij zouden eindigen met zulk een onvergenoegde schepsels weg te jagen." Maar bij nader inzien bedenkt hij zich. "Ik verbeeld mij dat de zekerheid van niet weggestuurd te zullen worden de geheele grond van zijn gedrag oplevert." En daarom wil hij het houden bij louter dreigen. "Misschien zelfs kiest Mollevanger zelf eijeren voor zijn geld en bid van te blijven. Dit zal dan het beste bewijs zijn van de onwaarheid van zijne gezegdens." Johannes van den Bosch krijgt gelijk, na een dreigend gesprek blijven Jacob Molle vanger en zijn Neeltje toch maar liever op de kolonie. PROBLEMEN IN DE MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID De subcommissie Alkmaar kampt intussen met problemen. De heer Vonk is overleden. Er wordt door F.L. der Kinderen op 1 februari 1821 een brief gestuurd naar de Permanente Commissie: "de overneming van papieren en gelden welke onder onzen secretaris, die tegelijk penningmeester was, berustende waren, door velerlei belemme ringen nog niet hebbende kunnen geschieden, zal eerlangs plaatshebben...."5 Later blijkt Vonks boedel verzegeld te zijn Oud Alkmaar 2008 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2008 | | pagina 11