Medaillon van burgemeester
Albert Cornelisz. Comans
Medaillon van schepen
Doedejansz.
de oudheid. De strekking van het onderwerp hield dan een wijze les in,
bijvoorbeeld een aansporing tot matigheid. Door verbouwingen,
verhuizingen en verandering van smaak zijn nagenoeg alle medaillons
uit hun oorspronkelijke setting verdwenen. Vlaamse religieuze
paneelschilderingen uit de 15de en 16de eeuw (bijvoorbeeld van Hans
Memling) en Nederlandse genreschilderijen met interieurs uit de 17de
eeuw (bijvoorbeeld van Jan Vermeer) tonen iets van de bijzondere sfeer
van gebrandschilderde (wapen)ruitjes in een glas-in-loodraam.
Onder invloed van het protestantisme, dat katholieke onderwerpen
zoals heiligenafbeeldingen verbood, waren in de 17de eeuw de niet-
religieuze wapenschilden meer opvallend aanwezig in de glas-in-
loodramen van protestantse kerken. Een gebrandschilderd wapenraam
was een belangrijk statussymbool voor de elite. Zo werden er veel
gebrandschilderde panelen met burgemeesterswapens en predikanten
wapens in kerkramen geplaatst. In de Alkmaarse Kapelkerk zijn in
1705-1706 ramen aangebracht met gebrandschilderde wapens van de
burgemeesters en het wapen van de stad. Deze zijn helaas verdwenen bij
de brand van 1760. Gebrandschilderd glas raakte in de loop van de 18de eeuw uit de mode.
In de 19de eeuw ontstond onder invloed van geleerde kunstverzamelaars hernieuwde
belangstelling voor gotische motieven. Jacobus baron van Rijckevorsel (1785-1862) en
zijn zoon Jan (1818-1890) waren de eersten die in de negentiende eeuw weer met
gebrandschilderd glas experimenteerden. In de tweede helft van de 19de eeuw maakte
het gebrandschilderde glas een enorme bloei door. Dit hing samen met de bouw en
verbouw van neogotische katholieke kerken, kastelen en raadhuizen. Nieuw opgerichte
ateliers zoals die van F. Nicolas Zonen (1855-1939) uit Roermond en
Geuer (1879-1908) uit Utrecht produceerden voornamelijk neogotisch
glas, vooral voor kerken. Later opgerichte glasateliers, zoals het Delftse
atelier 't Prinsenhof (1891-1951) en het Haarlemse atelier Bogtman
(1912-2005) vervaardigden ook veel gebrandschilderd glas in lood voor
openbare gebouwen en woningen. Veel raadhuizen zijn echter pas in
de 20ste eeuw voorzien van gebrandschilderd glas met wapens van
burgemeesters, zoals Leiden P. Hofman 1929), Roermond (J. Nicolas,
1897-1972), Groot Schermer (W. Bogtman, 1939), Venlo (L. Smeets,
atelier Nicolas, 1956) en Deventer.
De techniek
De glasschilder begint met het tekenen van de voornaamste contouren
van de voorstelling. Dit wordt soms al ingebrand in de oven.
Vervolgens wordt met een brede kwast een laag grisaille over het hele
ruitje aangebracht. Grisaille komt van 'grijs', er wordt grisailleverf
4