Alsje Alkmaar vergelijkt met andere oude binnensteden zoals Haarlem of Leiden, dan ziet Alkmaar ergoed uit, er is veel gedaan Hoe komt dat? We hebben gewoon heel erg ons best gedaan! Alkmaar telt nu zo'n 385 rijks monumenten en ongeveer 700 gemeentelijke monumenten. Daarnaast hebben we nog ongeveer 4500 beeldbepalende en karakteristieke panden. Aanvankelijk hebben we veel combinatiesubsidies gekregen (bij het oostelijk stadsdeel). In 1988 hebben we gebruik gemaakt van de stadsvernieuwingsregeling en daarnaast was er een behoorlijk gemeentebudget voor monumentenzorg (woonhuizen) en een redelijk rijksbudget voor hofjes, de Lutherse kerk en dergelijke op basis van het aantal monumenten. Dat duurde een jaar of zes. Later werd gerekend in behoefte. Dat was een vrij ingewikkeld reken systeem dat voor Alkmaar dramatisch uitpakte. Juist omdat we zo erg ons best hadden gedaan, was de behoefte relatief gering en kachelde het budget achteruit. Momenteel is er tot ca. 2011 alleen een budget voor grote monumenten van 80.000 euro per jaar, wat dus niks is. Alles wat we doen moet betaald worden via bijzondere regelingen, zoals de Kanjerregeling. Nieuwe rijkssubsidieregelingen zijn nog droeviger. Gelukkig bleef de gemeente Alkmaar inspringen toen het Rijk afhaakte. Je was hoofd Monumentenzorg en Archeologie. Hoe is de archeologie bij jouw afdeling gekomen? Matthé Boekei, de vroegere directeur van Stadsontwikkeling en Beheer, kwam met stukken over archeologie van Cordfunke en Gerrit Valk. Cordfiinke had een budget van 30.000 gulden per jaar om op te graven en deed dit dus eigenlijk als vrijwilliger. Hij wilde daarmee stoppen en niemand wist hoe het verder moest. Ik heb toen een stoomcursus archeologisch beleid gevolgd, dat wil zeggen rondgebeld naar collega's in andere steden. Er waren toen al signalen over de Maltawetgeving: archeologisch onderzoek moest gefinancierd worden door wie het gebouw neer wilde zetten. Het budget van Cordfunke was nauwelijks toereikend voor een halve archeoloog en het graven moest dus anders gefinancierd worden. Inmiddels gingen de geruchten dat er onder de ROB, de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek, alleen opgravings bevoegdheid gegeven werd alsje een depot had. Dus ik schreef een mooie nota, regelde een depot, en hoorde toen dat er meer eisen gesteld werden: het depot was niet nodig, wel een fulltime archeoloog, een veldtechnicus en een budget, maar dat hadden we niet. We kregen toestemming twee jaar te werken onder de oude ROB-regeling, daarna zouden we aan de nieuwe eisen moeten voldoen. Het ging goed. Aan Peter Bitter hadden we een geweldige archeoloog die dus uiteindelijk fulltime werd, Rob Roedema werd de veldtechnicus, en er kwam opgravingsbevoegdheid. Sinds 199c is de archeologie stevig van de grond gekomen. Archeologie is bij Monumentenzorg gekomen omdat ik er de logica van inzag en de nota schreef Het werkterrein is natuurlijk eigenlijk hetzelfde. De bouwhistorie heeft belang bij bodemvondsten, de archeologie krijgt kansen bij restauratie of sloop. Een fatsoenlijke restauratie is pas mogelijk alsje veel weet, pas dan kun je keuzes maken.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2006 | | pagina 37