Wij vragen ons uiteraard af waarom een dergelijke investering juist op de plaats van een
eerder aangelegd park plaatsvond, en niet direct buiten de stad, zoals bijvoorbeeld wel
gebeurde met de Stoom-meelfabriek. Economische motieven zullen hieraan ten grondslag
hebben gelegen. In 1879 werd door de gemeente een stuk grond van het plantsoen nabij de
Voormeer en het Zeglis afgestaan aan de heren mr. Ch. Bosch Reitz, CJ. van Spall en A. van
Linden, teneinde aldaar een ijzergieterij en een fabriek voor stoomwerktuigen te bouwen.
De eerste gebouwen van de Alkmaarsche Ijzer en Metaalgieterij werden trouwens ook
ontworpen door stadsarchitect W. F. Ducroix. Deze gebouwen, die waren opgetrokken in de
toen veel voorkomende eclectische bouwstijl, zijn na de Tweede Wereldoorlog gesloopt om
plaats te maken voor een inmiddels weer gesloopt groter complex. In een aantal fasen
groeide het complex verder ten koste van het park. Zo werd in 1897 een tweede stuk grond
van 1400 m2 verkocht aan de N.V. Alkmaarse Ijzer en Metaal Fabriek. De koopsom was
bepaald op f 4.900,-, onder aftrek van f700,- voor het terrein van de gemeente. In 1904 was
het alweer raak en werd er 2270 m2 grond gekocht van de gemeente. In t92i bereikte het
bedrijf de maximale vooroorlogse omvang met het bouwen van een grote constructiehal,
ontworpen door de Alkmaarse architect J. Leguyt, waarbij een bijzondere staal-
skeletconstructie werd toegepast. Deze hal is in 2003 als eerste van het leegstaande complex
gesloopt. Vanaf de Compagniestraat was het park derhalve tot na de Tweede Wereldoorlog
bewaard gebleven. Ook de route om de oude bebouwing van Wolfpad naar Raaksje is tot
het begin van de vijftiger jaren onaangetast gebleven. De fraaie luchtfoto uit 1923 geeft
goed de situatie weer, die tot na de Tweede Wereldoorlog heeft bestaan.
Op deze luchtfoto zien we dat de overtuinen van de 19de eeuw inmiddels zijn verdwenen
en plaats gemaakt hebben voor scheepshellingen. Aan de Achterwezel bevond zich de
bekende scheepswerf de 'Volharding' van de fam. Van Maarleveld. De Zoutketen hadden
in 1877 hun functie al verloren, de zoutziederij 'De Eendragt', eigendom van C. Bosman
die naast de ziederij woonde (afb. op blz. 16), werd in dat jaar opgeheven. Andere bronnen
spreken dit tegen en zeggen dat de productie van zout uit zeewater doorliep tot 1918. Tot
1939 werd wel grof zout gemaakt en verhandeld. Het gebouw van de zoutketen is
gebouwd in de 18de eeuw en kende toen een rijkere gevel met een soort tympanon. Op
oude prenten is dit nog zichtbaar (zie blz. 15).
Even verder op de Schelphoek stond een ander opvallend witgepleisterd pand met een
monumentale ingang, dat heeft behoord tot de zoutziederij 'Het Anker' (zie afb. op
omslag en blz. 18). Dit pand werd rond 1900 gesloopt om plaats te maken voor een niet
minder opvallend pand in neorenaissance stijl dat bestond uit twee grote gevels en een
binnenplaats (zie afb. op omslag en blz. 17). Later is op de binnenplaats een extra
bedrijfshal geplaatst, waardoor het pand een deel van zijn charme verloor. Dit pand was
in gebruik bij kaashandel De Wolf en Peereboom en heeft er nog lang gestaan. Helaas
niet lang genoeg om in de inventarisatieronde voor jonge monumenten meegenomen
te kunnen worden. De panden zijn nog wel zichtbaar in het bekende gevelboek van
Alkmaar dat in 1980 verscheen!