Was dit de molen die Cornelis Cornelisz wilde bouwen?
Het staat nu vast dat nog geen tien maanden nadat de Alkmaarse vroedschap aan Cornelis
Cornelisz toestemming gaf om aan de noordzijde van het Zeglis een houtzaagmolen te
bouwen, er in dit gebied ook werkelijk een houtzaagmolen stond. Er worden echter twee
andere eigenaren genoemd dan Cornelis Cornelisz. Er zijn drie verklaringen mogelijk.
De eerste is dat er in 1595 of 1596 nog een tweede houtzaagmolen werd gebouwd ten
noorden van het Zeglis. Het is dan wel vreemd dat daarvoor dan geen toestemming door
de Alkmaarse vroedschap terug is te vinden: Rutten meldt dat de index op de
vroedschapsresoluties geen informatie over een tweede zaagmolen bevat.
De tweede mogelijkheid is dat Cornelis Cornelisz alleen in de eerste maanden van het
bestaan van de zaagmolen (mede)eigenaar is geweest. Als Cornelis Cornelisz wel over
voldoende geld beschikte om - hetzij als eigenaar, hetzij mede-eigenaar - een door hem
ontworpen zaagmolen te laten bouwen, waarom zou hij die dan weer zo snel verkopen?
Deze mogelijkheid wordt ook minder waarschijnlijk omdat er in de betreffende periode
geen transportakten gevonden zijn waarin Cornelis Cornelisz zijn (mede-)eigendom
overdraagt op bijvoorbeeld Jan Claesz of Lubbert Jacobsz.
Het meest waarschijnlijk is daarom dat Cornelis Cornelisz wel de toestemming had van
de Alkmaarse vroedschap om een houtzaagmolen te bouwen, maar dat hij zelf het geld
niet bezat om dat plan te verwezenlijken. Hij zal in Jan Claesz en Lubbert Jacobsz de
investeerders hebben gevonden om de bouw mogelijk te maken. Deze verklaring wordt
gesteund door wat we van de financiële situaties van Cornelis Cornelisz en Jan Claesz
weten. Cornelis Cornelisz was weinig draagkrachtig: in het octrooi van 1593 omschrijft
hij zichzelf als 'een schamel huysman [die] groote moeyten, costen ende arbeyt hadde
geleden ende gedraegen omme de voornoemde moeien te practiseren ende bovendien
dairaen te coste geleyt, al wat hij heeft gehadt'. Jan Claesz daarentegen moet een redelijk
kapitaalkrachtige handelaar en investeerder zijn geweest. In de jaren 1591 tot en met
1596 komen we hem in de Alkmaarse transportakten maar liefst vijftien keer tegen als
koper of verkoper van parten van huizen, olie-, zaag- en hennepkloppersmolcns."
Dit scenario wordt verder gesteund door het besluit van de Alkmaarse vroedschap van
8 april 1596 (vermeld bij Rutten) dat alleen poorters van die stad er het houtzagen
mochten uitoefenen. Dat zal voor Cornelis Cornelisz van Uitgeest een extra barrière op
weg naar eigen zaagmolenbezit in Alkmaar zijn geweest.
Een houtzaagmolen aan de zuidkant van het Zeglis
Rutten concludeert dat er in Alkmaar in 1607 slechts één zaagmolen lijkt te staan. Hij
baseert zich daarbij op een in dat jaar bij de Alkmaarse vroedschap ingediend verzoek
van 'Heyndrick Cornelissoon, meester van de houtsagersmolen buyten deser stede' om
zijn molen te mogen verplaatsen. Met dit verzoek hangt waarschijnlijk samen dat
'Heindrick Corneliszn, meester van de saechmolen' op 9 augustus 1607 een stukje land
ten zuiden van het Zeglis koopt.10 In 1622 verklaart een getuige op verzoek van