gesticht, dat per 1 juni 1849 officieel onder de naam 'Meerenberg' werd geopend. Lange
tijd bleef dit het enige, speciaal voor de medische behandeling van krankzinnigen
ingerichte, provinciale ziekenhuis in Nederland.
Patiënten in Meerenberg,
ca. 1876. Uit: Annemarie
Kerkhoven, Beeld van de
Psychiatrie 1800-1970
(Zwolle, z.d.)
De verpleegkosten in de krankzinnigenzorg
In de eerste helft van de 19de eeuw bedroegen de verblijfkosten van een uit huis
geplaatste krankzinnige gemiddeld drie gulden per week. Als men niet armlastig was,
moest de familie dat betalen; de kosten van armlastige krankzinnigen werden in laatste
instantie door de gemeente betaald. Deze stond echter op het standpunt dat de opvang
en verzorging van onvermogende krankzinnigen in feite een taak was van het
kerkgenootschap, waartoe de betreffende persoon behoorde. Als deze bij geen der kerk
genootschappen aangesloten was en niet onder een der andere armbesturen viel, kon de
rekening bij het Aalmoezeniershuis worden ingediend. In alle gevallen werden de
gemaakte kosten dan weer voor de helft door de gemeente aan het betreffende kerk
genootschap vergoed.
Soms trachtte een kerkgenootschap zich aan die verzorgende taak te onttrekken. Zo
werd begin 1826 de krankzinnig geworden Grietje J. als ongeneeslijk uit het Gasthuis
verwijderd. Zij had belijdenis gedaan bij de Hervormde Gemeente en dus, besloten