De met zaagwerk uitgevoerde kap wordt boven op de hoed bekroond met een
Atlasfiguur. Hiernaast staan twee bazuinblazende engelen. Het voornemen om staande
klokken in het eerste kwart van de 18de eeuw van beelden te voorzien viel samen met de
verandering van de meubelstijl in die tijd; het idee zou afkomstig kunnen zijn van het
paleis op de Dam. Op een schilderij uit 1693 zijn de beelden al zichtbaar: vooral de Atlas
is prominent aanwezig. Naar de reden om beelden op de klokken te zetten kan men
gissen, maar naar mijn mening speelde pronkzucht en status een belangrijke rol.
Beelden waren populair. In de Zaanstreek was het in de 18de eeuw mode dat rijke
kooplieden een grote, ca 1.5 meter hoge houten bazuinblazende, met bladgoud vergulde
engel in de tuin hadden, die alleen diende als statussymbool.
Aan de kast, die overigens zeer fraai van vorm is, kan een kenner aan details zien dat hij
in de provincie is gemaakt door een meubelmaker die weinig ervaring had in het maken
van klokkenkasten. Ook was de man zuinig van aard; hij gebruikte onder andere voor
een vierdelige profiellijst op de kap drie houtsoorten: eiken, grenen en noten. Dit komt
op een Amsterdamse kast niet voor.
Het ontstaan van de staande klok
Wie het eerst een staande klok maakte, de Engelsen of de Hollanders, is moeilijk te
achterhalen. Vast staat wel dat Christiaan Huijgens in 1656 voor het eerst de slinger
gebruikte als regelorgaan voor een uurwerk, toen nog met spillegang. De slinger was vrij
kort, ca. 15 cm, en werd voor het eetst in de zogenaamde Haagse klokjes ingebouwd door
Salomon Coster, een klokkenmaker die samenwerkte met Huijgens. Huijgens heeft
overigens ook de spiraal uitgevonden.
Het idee van de slinger werd door de in Holland werkende Engelse klokkenmaker
Fromanteel mee naar Engeland genomen. De uitvinding van het anker in 1675 door
William Clement maakte het mogelijk om uurwerken te maken met lange slingers en
een kleine uitslag. Zo zou de eerste staande klok met lange slinger ontstaan kunnen zijn.
Rond 1675 of iets later togen nijvere Engelse uurwerkmakers naar het vasteland en
vooral naar Holland, naar Rotterdam en Amsterdam. Daar introduceerden ze het
staande horloge, toen nog met smalle kast en vierkante wijzerplaat.
De stijl van de meubels en klokken veranderde begin 18de eeuw, waarschijnlijk mede
onder invloed van de uit Frankrijk gevluchte Hugenoten. Veelal betrof het ervaren
ambachtslieden. Een man die zeker van invloed geweest is op de stijlverandering in
meubels en klokken was Daniël Marot, bouwmeester en kunstenaar, die in 1686 naar
Nederland vluchtte. De klokken voor 1725 waren strak en recht (Lodewijk XlV-stijl),
rond 1760 werden ze uitbundiger en rijker uitgevoerd (Lodewijk XV-stijl]. Rond 1790
werd de uitvoering weer rustiger (Lodewijk XVI-stijl, Empire).
De klokken- en instrumentmakers hebben in de 18de eeuw een belangrijke bijdrage
geleverd aan de economische bedrijvigheid, vooral in Amsterdam. In de tweede helft van
de 18de eeuw waren er ongeveer 200 klokken- en instrumentmakers in de hoofdstad,