Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht' worden ingesteld, waarin dan 'een geschikt aantal Genees-, Heel-, Verlos- en Artsenijmengkundigen' zitting moest nemen, die op plaatselijk niveau de taken van de Departementale Commissies zou moeten uitvoeren. Aan deze Plaatselijke Commissies werd onder meer het toezicht op de kwaliteit van de nog steeds plaatselijk geregelde opleiding van chirurgijns, apothekers en vroedvrouwen toegewezen, evenals de administratie van het leerlingenstelsel en de controle op de lokale beroepsuitoefening door middel van visitaties. Een groot verschil met de vooraf gaande situatie was evenwel, dat de exameneisen voor de medische beroepsgroepen landelijk werden vastgelegd en dat uitsluitend de Departementale Commissies de bevoegdheid hadden examens af te nemen en diploma's uit te reiken. De Sonnaville speelde in Alkmaar de hoofdrol bij de voorbereidingen tot oprichting van de 'Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht' en op 19 juni 1806 vond de eerste vergadering plaats onder dr. Petrus de Sonnaville als president. Met de oprichting van de Plaatselijke Commissie werd het Collegium Medico-Pharma- ceuticum opgeheven. Vooral het uitoefenen van de geneeskunst door onbevoegden werd door de Commissie streng aangepakt; in voorkomende gevallen werd de beschuldigde voor de Commissie gedagvaard om zich te verantwoorden en eventueel een berisping of ook wel een boete of zelfs een schorsing in ontvangst te nemen. Voorts hield de Commissie zich intensiefbezig met de visitaties van de apotheken en chirurgijns winkels en met het viseren van de diploma's van de in de stad praktiserende of zich vestigende geneeskundigen. Ook de anatomische lessen van de lector in de ontleed-, heel- en verloskunde werden door leden van de Commissie bijgewoond en aan het examineren van chirurgijns- en apothekersleerlingen werd actief deelgenomen. Wat betreft het bestrijden van epidemische ziekten werd vooral de vaccinatie tegen de kinderpokken met kracht bevorderd. Tevens werd er streng toezicht gehouden op de administratie van ingeente personen. De Sonnaville vervulde het presidentschap van de Plaatselijke Commissie tussen vele andere bestuurlijke bedrijven door, die steeds meer beslag op zijn tijd gingen leggen. Aan het einde van 1821, na de stad 26 jaar als medicus te hebben gediend, vroeg hij ontslag als lid van de Plaatselijke Commissie. 'Hoewel met tegenzin, kon men hem, gezien de lange staat van dienst, zijn verzoek niet weigeren', aldus het College van B&W.9 Een volledig afstel van zijn geneeskundig controlewerk was het niet, want spoedig daarna trad hij toe tot het bestuur van de Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht te Haarlem, eerst als vice-president en vanaf 1825 tot aan zijn dood als president. Met enkele onderbrekingen is De Sonnaville, ondanks zijn andere beslommeringen, van 1787 tot 1816 in de eerste plaats stadsarts van Alkmaar geweest. Zijn belangrijkste taak was daarbij de zorg voor de gezondheid en het verschaffen van medische hulp en geneesmiddelen aan het minvermogende deel der bevolking, gecombineerd met het medisch toezicht op het Gasthuis en het Wees- en Armenhuis. Dat was een omvangrijke

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2003 | | pagina 11