Oma en opa
Laat ik beginnen met een zeer persoonlijke herinnering. Als ik kwam logeren was het
eerste wat oma met mij deed naar de modiste gaan en een strooien pothoedje kopen,
omdat ik anders niet netjes gekleed was. Mijn moeder was heel onconventioneel, maar
een jong meisje van de De Lange's zonder hoed, dat kon in Alkmaar niet. Thuis ging het
meteen voorgoed de kast in.
Oma was maatschappelijk zeer actief, zoals ook in het boek is beschreven. Ze zat onder
meer in het bestuur van de leeszaal en verschillende keren ben ik met haar mee geweest
als ze er een afspraak had. Ook zat ze in een comité voor de belangen van gevallen
dienstboden. Verder had ze koffie(lunch)-kinderen. Dat waren jongens uit de omgeving
die in Alkmaar op de middelbare school gingen en brood bij haar aten tegen een
vergoeding. De financiële omstandigheden waren kennelijk soms weinig rooskleurig.
Als oma die jongens vroeg ofze niet iets op de boterham moesten, dan zeiden ze 'straks,
Het personeel
De keuken was het domein van de
inwonende eerste meid. Ik
herinner me het kolossale fornuis
en de pomp. Verder was er een
werkster of wasvrouw, een jong
dagmeisje en de tuinman.Voor de
klusjes en het koperpoetsen
kwam er iemand van de fabriek.
De meid sliep op zolder, daar
waren aan de achterkant twee
meidenkamers. Op een ervan heb ik later vaak geslapen, dan leunde ik uit het raam, je
kon ver kijken en dromen van ridders en kastelen. Op de voorzolder stonden twee
kolossale dekenkisten, de mangel en de linnenpers. De was werd er over lange
droogstokken opgehangen. Het kleine ronde raampje hoog in de voorgevel liet maar
weinig licht binnen.
's Morgens om zes uur kwam de meesterknecht langs. Opa wierp hem dan vanuit het
raam van de grote slaapkamer (boven de salon) de sleutel toe van de zeepfabriek, waarna
hij opstond om om zeven uur ook daar te zijn. 's Avonds moet hij dus altijd als laatste
weggegaan zijn. De fabriek was donker en vies met grote kuipen. Om daar bij te komen
moest je een spekglad ijzeren laddertje op. Dan kwam je op een soort omloop en kon je
de zeep zien zieden. Moeder vond het altijd maar eng ons daar te zien. Rechts aan het
begin was het kleine kantoortje, waar op een hoge kruk de boekhouder zat. Vrijdags was
opa er niet, dan ging hij met de Alkmaarder pakketboot naar de termijn-oliebeurs in
Amsterdam, waar hij met wisselend succes zijn grondstoffen voor de komende maanden
inkocht.
De zeepfabriek, zoals afgebeeld
op een briefhoofd van het
bedrijf, 1904.
Collectie Regionaal Archief
15